Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Doorgedraaide professor

(voor Torquato Tasso (1544 - 1595))

Je werd geboren in het idyllische Sorrento, waar je de beginjaren van je hooggewaardeerde leven in volkomen paradijselijke sfeer hebt doorgemaakt, daar je de geliefde zoon van een edelman uit Bergamo was, Bernardo Tasso, een beroemde dichter, en van je moeder, een adellijke vrouw uit de provincie Toscane. Als kind zag je je vader vaak achter zijn bureau nieuwe verzen schrijven met een veer, die hij vliegensvlug in zijn inktpot doopte, bang dat hij achter zijn gedachten aanhobbelde. Je moeder bracht hem dan geregeld een hoog kristallen glas met sprankelende wijn op een zilveren dienblad. Toen reeds vatte je het nobele plan op om je vader te overtreffen in de schrijfkunst. Je was nog maar pas acht jaar toen je bij velen al beroemd was om je uitzonderlijke intelligentie en je religieuze inzichten. Je had wel de nieuwe lama van Tibet kunnen worden of de paus in eigen persoon. Door bizarre omstandigheden, politiek geharrewar, verloor je vader al zijn bezittingen en moesten jullie leven van de eigendommen van je moeder. Je ouders kibbelden meer en meer, totdat je vader besloot zijn biezen te pakken en in Rome een zwerversbestaan te leiden. Je had medelijden met hem en je voelde de schande, die hij moest doorstaan, terwijl hij zo'n geëerd dichter was. Je walgde van dit inhumane onrecht en de botte wreedheid van je moeder. Toch was het je vader die je hielp om hoveling te worden aan het hof van Urbino, waar je veel kon studeren en mondelinge wijsheden uitwisselen met gelijkgestemden. Je studeerde rechten te Padua en Bologna, vol vuur, maar het meeste vuur ging naar de oude poëziemeesters en je eigen gedichten. Op je twaalfde stierf je moeder heel plotseling, waardoor je vader dacht dat ze vergiftigd was door haar broer, die aasde op haar rijkdommen, hoe walgelijk ook! Op je een-en-twintigste kwam je als hoveling terecht bij kardinaal Luigi d'Este in een heus kasteel te Ferrara. In 1569 stierf je geliefde vader, waardoor je als letterlijke wees nog meer begon te schommelen in je toch al wankele bestaan, maar gelukkig kwam je onder de tedere hoede van twee alleraardigste prinsessen, Lucrezia en Leonora, vooral die laatste zou je heel intiem leren kennen. In 1570 kwam je in dienst van hertog Alfonso de Tweede, waar het goed vertoeven was, je deelde in de weelde en dat gaf je een rustgevende basis om goed schrijfwerk te leveren, zodat je vier jaar later met je levenswerk voor de dag trad, namelijk 'Gerusalemme liberata', over de verovering van Jeruzalem door je idool Godfried van Bouillon. Natuurlijk kwam je daardoor in een goed daglicht te staan bij de kerkelijke machthebbers. Zonnige tijden leken aan te breken, te meer omdat je, zij het in het grootste geheim, erotische uitspattingen beleefde met Leonora, waardoor je eindelijk na zoveel overspannen hoofdbreken wat fysieke tegenprestatie ontving, trouwens, ze overtrof alle denkbare grenzen van beminnen, je vertroetelprinsesje was een geniaal natuurtalent. Toch ploeterde je literair gezien keihard door, zo ongeremd, dat je overwerkt en onplezierig op je tenen lopend, de waanzin rechtstreeks tegemoet ging, al moest de chronische waanzin, die van nature al in je zat, er toch vroeg of laat uitgeblazen worden. Daar was geen denkkruid tegen gewassen. Je werd prikkelbaar en ijdel, waardoor anderen je uitdaagden en sarrend plaagden, ze maakten misbruik van je stress-uitstraling. De paranoia doemde op en je voelde je door niemand meer begrepen. Leonora kon je onrust niet meer stillen en er werd in de hofkringen over jullie geroddeld, ze liep gevaar, een reden temeer om de gekkigheden maar niet meer te verbergen. Sommigen dachten dat je de gekte veinsde om haar te beschermen, maar dat was een bijkomstigheid, want je geestesziekte brak wel degelijk zienderogen en fataal door, daar hielp geen mallemoer tegen. Je had ook zo'n hooggespannen topwerk geschreven, dat op zich al was reden genoeg voor een geestelijke terugval, lees inzinking. Je stak een dienaar met een mes, je dacht dat hij een homohater was, terwijl je een homofiele vriend had, je gewelddadigheid werd alsmaar erger, dus besloot Alfonso de Tweede je naar het gekkenhuis van Sint Anna te sturen, waar je meer dan zeven jaar verbleef, rouwend om je vergissingen, melancholisch om je afgezakte geestesgesteldheid, verdrietig om het verlies van Leonora, die je slechts met vage herinneringen kon vasthouden en beminnen. Na je opname ging je weer net als ooit zwerven van stad tot stad, nergens aardend, nergens op adem komend, je herhaalde de schande van je vader... Je werd nog gelauwerd in Rome, de paus liet je opnemen in het klooster Sant Onofrio, waar je nog een jaar hebt geleefd, een bedroefder gelaat heeft men op aarde niet aangetroffen, want zo'n twintig jaar zonder inspiratie en daadkracht, was zijn ziel al gehemeld lang voordat hij met zijn laatste krachten de ziekenhostie kwaadaardig in het gelaat van de verbouwereerde abt spuugde.

Schrijver: Joanan Rutgers, 15 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 72



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)