Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Losbandige schoenmakersvrouw

(voor Louise Labé (1520 - 1566))

Je vader Pierre was een superrijke touwslager, die na een eerder huwelijk getrouwd was met je moeder Etiennette, die een paar jaar na jouw geboorte is gestorven. Lyon was een welvarende stad, waar de Renaissance heerste en waar jij naar een kloosterschool werd gestuurd. Daar gaven de vlijtige kloosterzusters je gedegen lessen Latijn en Italiaans, ze leerden je kennismaken met de klassieken, wat maar weinig vrouwen in die tijd deden, terwijl ze je ook muziek leerden spelen. Van je broer had je paardrijden geleerd en als je nieuwe stiefmoeder Antoinette vervelend deed, maakte je lange tochten te paard. Je danste en je zong en je was een volleerde boogschutter, wat je goed te pas kwam tijdens het oorlog voeren bij de belegering van Perpignan. Gekleed als man zat je hoog te paard en was je een geducht tegenstander voor de vijand. Je zwaard droop van het bloed en je brulde strijdkreten tijdens die verwoestende veldslag. Er kwamen wel meer krijgsvrouwen uit dat deel van Frankrijk. Je zat nogal bizar en extreem in elkaar, van uiterst teder tot walgelijk wreed. Als jonge vrouw trouwde je met de dertig jaar oudere Ennemond Perrin, een brave schoenmaker, een beschermende vaderfiguur, eveneens analfabeet als je echte vader. Terwijl hij tot 's avonds laat bij kaarslicht op hakken en zolen timmerde, lag jij ongeduldig te woelen in het echtelijke bed, vaak werd het dan weer een routinepleging voor hem, daar hij van de spierpijn en vermoeienis weinig lustgevoelens overhield. Omdat je met niet over literatuur kon babbelen, ging je in de binnenstad op zoek naar literaire zielgenoten, door de wijn kreeg je sneller contact en op een avond ontmoette je de vrijmoedige dichter Maurice Scève, die van jouw leeftijd was en op liefdesgebied zeer onstuimig. Via hem kwam je in contact met nog meer liederlijke troubadours en grenzeloze humanisten. Er was weinig voor nodig om voor Maurice uit de kleren te gaan, want hij was een bronstig mannetjesdier waar je geen nee tegen zegt, al was je tiendubbel getrouwd. Hij rook naar wolven, panters, lynxen, hengsten en stieren. Hij kneedde je stevige borsten zo perfect, dat je alleen daardoor al gillend klaarkwam, bij wijze van spreken, want je wachtte vrouwslim wel op het ware werk. Daarna nog even napimpelen en laat, zeer laat bij je echtgenoot in bed sluipen, die meestal snurkend sliep. Je nieuwe dichtersvrienden namen het niet zo nauw en de een na de ander ging met jou van bil en mooie billen had je, dus dat zat wel snor, ze stonden in de rij voor een onvergetelijke intimiteitservaring met jou en in wezen stond jij net zo goed voor hen in de rij. Wat kon jou het schelen wat de deugdzame dames kletsten over jouw gedrag, ze wilden zelf ook wel, maar durfden niet, het was gewoonweg de kift en de laaghartige kick van misdadige kwaadsprekerij. Rond je vijfendertigste werd je poëziebundel gedrukt door ene Jean, die opzichtig met je flirtte, maar sommige mannen waren te vunzig, als bekende courtisane had je zo je waardigheid en kieskeurigheid. In je werk noemde je nergens de namen van je vele minnaars, maar Olivier de Magny, die je dichtwerk wel heel erg prees, viel al snel door de mand. Met hem beleefde je dan ook de meest goddelijke, erotische hoogtepunten, die een mens aankan. Er werd geroddeld dat je minnaars je gedichten hadden geschreven als dank voor je seksuele prestaties, dat je met hoerige praktijken je poëtische kostje gekocht had. Toch is het tegendeel waar, want gezien je hoogst ontwikkelde achtergrond is er geen twijfel mogelijk en waar zij je poëzie onvrouwelijk noemen, hebben ze gelijk, want je bewees als strijdende ridder reeds dat je je mannetje stond. Anima en animus. Je hebt de kaarten geniaal anders geschud, de bourgeoisie te kijk gezet, ontmaskerd, ontvleugeld. Als hooggeleerde vrouw was je een markante feministe en godzijdank zeer vrijheidminnend. Een nadeel was dat je bij sommige diepgevoelige dichters veel zielenpijn achterliet, omdat je zo gemakkelijk de liefde bedreef en weer aftaaide. Maar ja, waarom geen vrouwelijke Casanova? Ze waren stuk voor stuk zielsgelukkig, dat ze het met jou hadden gedaan; Jaques, Guillaume, Clement, Claude, Mellin, de twee Antoines etcetera. Toen Ennemond stierf, schreef je een hekelgedicht over hem, je bespotte en kleineerde hem, wat respectloos was, want hij is je desondanks altijd trouw gebleven en hij voelde zich schuldig over zijn impotentieproblematiek. Iets meer liefde had je gesierd. Hij hield je wel stabiel, duldde al je dronkenschappen en uitspattingen. Hij lag soms hele nachten aan je lange tepels te zuigen, tja, dat was wat infantiel. De zwarte dood arriveerde in Lyon en je zag veel vrienden bezwijken aan die gruweldood, ex-minnaars en ex-minnaressen, ook jouw gezondheid boette in en zwaar verzwakt strompelde je door de straten op zoek naar voedsel en wijn, terwijl her en der de lijken lagen te verrotten. In die ondraaglijke stank ontmoette je een vermogend bankier uit Florence, Thomas Fortin, die je tot rust liet komen in één van zijn weelderige huizen. Niet voor niets natuurlijk, hij kwam vaak genoeg langs om in nature te worden terugbetaald, zonder pardon voor je kwakkelende conditie. Je schoonheid was ondanks alles nog steeds intact. Toch stierf je aan de wrede gevolgen van de pest, volop geleefd, dat mag gezegd. Je bent eervol begraven op je eigen landgoed bij Parcieux-en-Dombes, midden veertig geworden, maar een tiendubbel leven geleid. Groot respect, vechtjas!

Schrijver: Joanan Rutgers, 1 oktober 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.5 met 2 stemmen 70



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)