Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ierse onverzettelijkheid

(voor James Augustine Aloysius Joyce (1882 - 1941))

Je bent geboren in Rathgar, een voorstad van Dublin, waar je vader John de touwtjes aan elkaar knoopte om het grote, roomse middenstandsgezin te onderhouden, gelukkig was hij getrouwd met je moeder Mary, die een welgestelde achtergrond had en nog wat spaargeld had. Toen je vijf was, ben je aangevallen door een hond, waardoor je levenslang aan angststoornissen hebt geleden. Op je zesde ging je naar Clongowes Wood College, een Jezuïetenschool nabij Clane, waar je tot je tiende verbleef, omdat je vader het niet meer kon betalen. Je had al een politiek gedicht geschreven en ondanks dat je vader veel van zijn salaris in de kroegen achterliet, kon je toch weer naar een andere Jezuïetenschool in Dublin. Die paters drilden de prestatiedrang erin, maar hun roomse hardnekkigheid ging je tegenstaan. Je wilde jezelf bewijzen dat je meer kon zijn dan een zuipende zwakkeling en om een ware artiest te zijn moest je ten eerste breken met dat lastige, roomse korset, wat vrijheidsdenken zwaar insnoerde. Op je zestiende brak je met die bijgelovige poespas en je werd student aan de Royal University van Dublin. Je studeerde er Engels, Frans en Italiaans. De literatuur idem dito. Je studievrienden werden vermomde personages in je latere literatuurboeken. Je had geleerd heel opmerkzaam alle details en eigenaardigheden tot je te nemen en wollig uit te spinnen. Je doolde 's nachts rond in de literaire kringen, maar ook de toneelkringen, je adoreerde al het artistieke, ook de muziekkunst, je zong zelf niet onverdienstelijk. Op je eenentwintigste was je afgestudeerd en probeerde je in Parijs de geneeskundestudie, maar dat was te moeilijk en bovendien stierf je moeder aan kanker, terwijl ze je nog terug wilde trekken naar de Moederkerk, maar je weigerde te knielen voor uitgeholde kapsones. Na haar overlijden verergerde je vaders drankzucht en de jouwe ook. Op je twee-en-twintigste begon je aan je autobiografische romandebuut en je raakte in vuur en vlam voor de akelig mooie Nora Barnacle, een speels kamermeisje uit Connemara. Zo'n beauty voor jou alleen, je dook opnieuw in drankexcessen. Na een walgelijke ruzie met een rare man, die zelfs pistoolschoten op jullie slaapkamer richtte, ben je met Nora naar Zürich vertrokken. Na enkele teleurstellingen vond je in Triëst werk als leraar Engels, wat je tien jaar bleef doen, ook met privé-leerlingen. Jullie zoon George werd geboren en je broer Stanislaus kwam bij jullie inwonen, wat veel spanningen en ruzies opleverde, vooral omdat jij niet van de drank kom afblijven en aan lichtvoetige geldsmijterij deed. Jullie dochter Lucia werd geboren en jij keerde enkele keren terug naar Dublin, ook voor winstgevende zaken, je nam twee zussen mee naar het vasteland en je had vreselijke bonje met je Ierse uitgever. Je ernstige oogproblemen benamen je het zicht op de realiteit, je verbitterde door je privé-lijden. Met je duurzame vriend Italo Svevo besprak je je heftige ruzies met Nora, die na haar miskraam alsmaar aanhielden en onzinniger werden. Jullie botsende persoonlijkheden leken gedoemd om uit elkaar te knallen, maar ook al haatte ze je zwakke, neurotische kanten, diep in haar vergevingsgezinde ziel bleef ze van je houden. Jullie verhuisden naar Zürich, waar je aan twee grote romans begon, daarvoor tijd gekregen van kunstminnende geldschieters. Nora verweet je dat je je gezin verwaarloosde omwille van je literaire streven en waarschijnlijk had ze daar groot gelijk in, want je dikke pillen vergden de nodige tijd en inspiratie via alcoholische methoden. In 1920 ging je met je gezin naar Parijs, waar je twintig jaar zou blijven, met belangrijke contacten her en der. Meerdere oogoperaties versomberden je levensblik en je reisde met Lucia naar Zwitserland, waar ze door Carl Jung werd geanalyseerd, maar wat bleek, niet zij, maar jij leed aan schizofrenie volgens hem. Hij had natuurlijk gelijk, maar jij had het getransformeerd tot schrijfkunst, ouwe bengel! In 1936 werd Lucia opgenomen in een psychiatrische kliniek, waar jij haar wel bezocht, maar Nora nooit, terwijl jij altijd tegen zo'n opname was geweest. Je faam als vernieuwend schrijver groeide, wat je zwaar getergde hart verwarmde. In 1940 vluchtte je voor de oprukkende nazi's en wederom in Zürich bezweek je een jaar later aan een maagzweeroperatie, je raakte in coma, maar alles uit jezelf geperst te hebben had je er ten diepste vrede mee. Tien jaar later werd Nora
bij je begraven, ze had daarop gewacht, Zürich nooit meer verlaten. Ze heeft je waarschijnlijk meer versterkt dan je ooit beseft hebt, gekke, geniale Ier!

Schrijver: Joanan Rutgers, 6 oktober 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 182



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)