Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Rots in de branding

(voor Claude Oscar Monet (1840 - 1926))

Je zag het levenslicht aan de rue Laffitte te Parijs, waar je op de vijfde verdieping voor het eerst gekropen en gelopen hebt. Je vader Claude-Adolphe was een betrouwbare kruidenier en je moeder Louise-Justine kon als zangeres hele mooie liederen zingen, die je altijd aangenaam kalmeerden. Door het beroep van je vader was er voldoende en gevarieerd te eten, wat je hedonisme heeft versterkt. Als kind had je al bourgondische trekken.

Je bent gedoopt in een roomse parochiekerk, keurig volgens het beleefdheidsboekje. Op je vijfde ben je verhuisd naar Le Havre, waar je de ruige oceaan tegen de rotsen zag beuken. Hier werd je een ware natuurliefhebber en ervoer je de troostende elementen van de natuurmagie.

Op je zeventiende stierf je muzikale moeder en je werd opgevangen door je zachtaardige tante Marie-Jeanne, terwijl je schilderlessen kreeg van Charles Gleyre, die wel wat in jou zag. Doordat je je moeder vreselijk miste, gloeide je van schilderdrift, de woelende emoties moesten eruit! Tijdens je dienstplichtperiode in Algerije groeide je landschapsliefde nog meer en door het oplopen van tyfus mocht je eerder naar Parijs terug, waar je een kunstopleiding begon. Door Eugène Boudin ging je in de openlucht landschappen schilderen en hij leerde je met olieverf schilderen. Jullie waren beiden door de Nederlandse Johan Jongkind beïnvloed.

Je woonde samen met Bazille en Renoir en de absint vloeide rijkelijk, terwijl jullie ook niet vies van hasj waren. Alles voor de nieuwe, geestverruimende uitbeeldingen. Later had je samen met Bazille een atelier, waar zwaar geploeterd werd.
Op je vijfentwintigste kreeg je een heftige liefdesrelatie met de achttienjarige, perfecte schoonheid Camille Doncieux, die je alle erotische geheimen van een jonge vrouw openbaarde. Dit versterkte je plan om kunstschilder te willen worden, ook al waren je ouders daar fel tegen, want wie kiest er nou voor zo'n onzeker bestaan, wie kan daar nou van leven! Dat was van latere zorg en op je zesentwintigste trouwde je met Camille, wat je vader ook maar zo-zo vond, maar daar had je maling aan, trouwens, je had groot succes met je schilderij 'De vrouw in de groene jurk'.
Jullie huwelijksreis ging van Trouville naar Londen, waar je de werkstukken van Turner en Constable bewonderde. Terug gingen jullie via Nederland, waar je in Zaandam verbleef en er molens en huizen schilderde, in Amsterdam de Zuiderkerk. Naast haringen en kaassoorten maakte je ook kennis met de straffe jeneverroes. Camille spuugde het zootje meteen weer uit. De Hollandse flikken flikten het om je als revolutionair verdacht te maken. Die snapten sowieso niets van kunstenaars.

Op je zevenentwintigste kregen jullie een zoon, Jean. Na de geboorte van Michel verhuisden jullie naar Vétheuil, maar een jaar later stierf je diepstbeminde Camille aan tuberculose, ze werd maar twee-en-dertig. Zwaar versomberd dook je in de wijn en werd je een kettingroker van sigaretten met het formaat van sigaren. Je ging samenwonen met je nieuwe geliefde Alice Hoschedé en haar duffe man Ernest. Deze menage-á-trois kostte je vele vriendschappen met collega-kunstschilders, die niet zo ruimdenkend bleken als ze zich voordeden. Sommigen vervloekten je zelfs openlijk, noemden je de vleesgeworden satan! Het huwelijk stond destijds nog op een heilig voetstuk, zodanig, dat zelfs kunstenaars daar niet aan mochten tornen. Desondanks gingen jullie met jullie acht kinderen in het Normandische Giverny wonen, waar jullie een aantrekkelijk huis in een heerlijke omgeving bezielden. Romantisch, surrealistisch, expressionistisch. Toen de reeds afgedruipte, failliete Belg Ernest stierf - hij was al niet meer close met Alice - trouwde jij meteen met haar. Er volgden twintig jaren van overdadige rijkdom en je buik groeide mee. In 1911 stierf je diepstbeminde Alice en in 1914 je diepstgeliefde zoon Jean, die getrouwd was met Blanche, een dochter van Alice.
De lieftallige, zorgzame Blanche heeft je de rest van je leven uitstekend verzorgd. Je was meer een vader voor haar dan een stiefvader. Je werd een rijk man en dus kocht je het huis, de bijgebouwen en een grote lap grond, waar je zelf je tuinen ontwierp, ondanks je zeven tuinmannen. Je schilderde graag je Japanse brug, zo mooi rond, zo heerlijk vrouwelijk, en je eigen witte en roze waterlelies. Met je dikke lijf kwam je niet veel verder dan je eigen tuinen, die schitterend waren, je witte baard en je grote, ronde hoed sierden je trotse tronie, terwijl je over je zelf vergaarde landgoed zwalkte, met in je achterhoofd de verpieterende stemmen vol kritisch ongeloof, maar ook de zachte liefdeswoorden van de twee dierbaarste vrouwen uit je kunstenaarsleven, zonder wie je het bijltje er allang bij had neergegooid.

Toen je door longkanker langzaamaan het leven moest verlaten, hoorde je soms nog weer je moeder zingen, hoe ze al die kunstzinnige emoties in je tot leven heeft gewekt, hoe je haar tenslotte innig dankbaar op het voorhoofd kuste. Hoe ze je op oermagische wijze voorbereid en gestaald heeft. Het was de wenende Blanche die jouw ogen sloot en jouw op je voorhoofd kuste, terwijl de woeste zeegolven haar dreigden te verpletteren.

Schrijver: Joanan Rutgers, 21 oktober 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.5 met 2 stemmen 2.630



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)