Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Verwilderde paradijsvogel

(voor Paul Gauguin (1848 - 1903))

Je bent geboren in het chique Parijs, waar je vader Clovis de kost verdiende als journalist en je moeder Alina als feministe aan de weg timmerde. Een jaar later reisde je naar Peru en tijdens de reis stierf je vader, wat je amper besefte, maar wel ten diepste voelde. Met je moeder en je zus woonde je vier jaar in Lima. Je moeder verzamelde Inca-potten en ze droeg de kleurrijke klederdracht, waarbij ze één oog toonde van onder haar sluier, zoals de meeste vrouwen daar. Op je zevende keerde je naar Frankrijk terug, je woonde bij je opa in Orleans. Je ging voor drie jaar naar een katholieke kostschool, wat je een hel vond, al die naargeestige regeltjes gedrenkt in mierzoete afgoderij, terwijl ze onder hun opzichtige priestergewaden alles deden wat hun zelf gecreëerde godendom hen verbood, gewoonweg quasi-sacrale perversie. Op je zeventiende wist je die aanstootgevende santenkraam te ontvluchten door bij de koopvaardij aan te monsteren. Daar plakte je twee jaar bij de marine aan vast en ergens in de Caraïben kreeg je het bericht dat je geliefde moeder gestorven was, je zakte door de boeg van het schip. Je werd effectenmakelaar in Parijs en je kreeg een topfunctie bij de Beurs, elf jaar lang. In de avonduren schilderde je en je bezocht de omliggende cafés, waar je het aangename effect van alcohol adoreerde. Je ontmoette er de Deense blondine Mette-Sophie Gad, slechts twee jaar ouder, met een moederlijk decolleté, waar je 'U' tegen zei. Nadat je trouwde met haar kregen jullie vijf kinderen; Emile, Aline, Clovis, Jean René en Paul. Je kocht kunstwerken van nieuwelingen en je raakte bevriend met Pissarro, met wie je dronken werd en met wie je in de natuur schilderde, soms met Cezanne, maar die was zo hypochondrisch, als een pathologische duisterling. Mette duldde je nachtactiviteiten wel, maar ze zag de financiën alleen maar slinken door je kunstaankopen en je bohemienbestaan. Ze betichtte je vaak van onverantwoordelijk gedrag en de ruzies liepen op. Je verhuisde met je gezin naar Kopenhagen, een nieuwe omgeving kan doen opbloeien, maar je project om Franse dekzeilen te verkopen mislukte, je hakkelde met wat Engelse verbasteringen en omdat je maar aan rotzooide, gooide je vrouw en haar familie je op straat, waarna je direct naar Parijs terugkeerde om je kunstenaarsleven volop vorm te geven. Als gescheiden kunstschilder strompelde je op je zevenendertigste langs de Seine met je vriend Van Gogh, je deelde een stokbrood met hem, weggespoeld met rode wijn, terwijl hij pijpwolken produceerde en met zijn stinkende spraakorgaan vertelde dat hij oververmoeid was van het hectische stadsleven en dat hij verlangde naar zonniger oorden. Je dacht dat hij schertste, maar op een dag kreeg je een brief van hem, een smeekbede om hem te komen bezoeken in Arles, waar hij het licht had gezien. Pissarro waarschuwde je nog, 'Die Hollander deugt niet, levensgevaarlijk, die slordige, halvegare kliederaar!', maar daar dacht jij anders over, dus leefde je twee maanden bij Vincent, vol artistieke botsingen en menselijke drama's. Je dronk mee uit de absintflessen en je volgde hem naar de hoerenkasten, waar jullie vaak beschonken en dwangmatig de beest uithingen, terwijl er een onbesproken kwestie bij jullie beiden sluimerde, iets wat pertinent onderdrukt moest worden, daar het niet in jullie zelfvisie paste en in Vincents geval een doodzonde betrof. Dat toegeven, zou jullie doodongelukkig maken, nog meer dan de onderdrukking ervan. Het was wederzijdse liefde, die jullie deed samenkomen, een herenliefde die explosief uit elkaar knalde, omdat jullie er beiden niet aan wilden. Vincent wilde je niet kwijt, sneed wanhopig zijn oorlel af, maar jullie liefde was onrijp en onderdrukt, waardoor jij die arme, eenzame, doorgedraaide ziel alleen moest laten, met evenveel pijn in je hart. Je schilderde al snel 'De gele Christus', waarbij je Vincent als Jezus op het kruis afbeeldde, terwijl een zwarte schim, jij, wegvluchtte. Je bleef hem wel brieven schrijven, het zielsdiepe lijntje aanhouden. Je schilderde veel zelfportretten, zelfs één in Japanse stijl met een aureool, heel geinig. Vlak voor zijn dood stelde je Vincent nog voor om een atelier in Antwerpen te beginnen, maar je wist niet half hoe hij geplaagd werd door waanvoorstellingen en door de plaatselijke meute gekkenjagers, anders had je hem wel voor die fatale kogel weggesleept. Je bewonderde het schone Martinique en je werkte twee weken mee aan het Panama-kanaal, waar ze je luiheid verweten, dus zeilde je naar Tahiti, in Franse handen, waar je de Europese 'beschaving' wenste te ontvluchten, wat je prima gelukte, en op Hiva Oa Island had je heerlijke vrijpartijen met jonge meisjes, iets wat daar geen bezwaar was. Ondertussen maakte je unieke schilderijen van die onbedorven schepselen, terwijl je in Frankrijk voor onverschrokken pedofiel werd versleten. Daar maakten ze andere cultuurgewoonten graag zwart. Ze waren jaloers op jouw paradijselijke ervaringen, maar ze kenden je van vroeger, dus plakten ze nog steeds dat etiket op jou. Je kreeg vele kinderen bij vele, ook jonge, minnaressen, je had zo bij de Mormonen gekund, al is het ook een koninklijk gegeven, veelwijverij, sultan Gauguin. Je keerde nog één keer terug naar Parijs, maar de laatste acht jaar van je leven bleef je in het ruige, natuurlijke droomschilderij Polynesië. Je lievelingsdochter Aline stierf en drie jaar later stierf je geliefde zoon Clovis. Je zonk weg in geestloze depressie, in apathische shocktoestand. Je verdedigde de inboorlingen tegen de Franse kolonisten, wiens kwalijke motieven je zo goed kende, je bespotte de gouverneur, waardoor je in Papeete veroordeeld werd tot een maand gevangenisstraf. De kunsthandelaar Vollard schudde veelbetekenend zijn wijze hoofd. Getergd door syfilismankementen en door de aanstaande gevangenisrazernij nam je een overdosis morfine, je was al een wrak door je alcoholverslaving, en een opgewekte hartaanval maakte een einde aan je vrijgevochten leven, dat voor eeuwig vrijgevochten bleef. Je was uitgeblust, ingezakt, en je had jezelf verloren, dierbaar weggegeven. Er waren opvallend veel mooie vrouwen met prachtige kinderen tijdens je begrafenis op de Golgotha-begraafplaats te Atuona.

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 november 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 120



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)