Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Boven de adelstand

(voor John Singer Sargent (1856 - 1925))

Je bent geboren in de eeuwenoude kunststad Florence, waar je reislustige, Amerikaanse ouders een periode halt hielden en waar je zus Maria na een jaar geboren werd. Je oudere zus was maar twee jaar geworden en vanwege je moeders gammele gezondheid reisden jullie van badplaatsen naar bergdorpen, terwijl je vader Fitzwilliam ergens flink baalde, omdat hij zijn baan als oogchirurg in Philadelphia had moeten opgeven, maar jullie leefden simpel en zuinig, terwijl je moeder je meenam naar de interessante musea en indrukwekkende kerken, omdat ze dat net als jij belangrijker en leuker vond dan de schoolse terreur. Je tekende al vroeg, terwijl je moeder zat te schilderen, wat je ook graag wilde doen, wat zij begreep, maar je vader niet, die zag dat je schepen natekende en hoopte vurig dat je iets bij de marine zou gaan doen. Je ouders kregen nog vier kinderen, maar twee van hen stierven jong. In Parijs was je vaste woonhuis en daar kreeg je op je dertiende les van de landschapsschilder Carl Welsch, die zeer streng en punctueel was, wat je totaal niet aanstond. Je leerde jezelf kennis van literatuur, andere talen en muziek. Je had als nieuwsgierige jongen het werk van Tintoretto grondig bestudeerd, terwijl dat zelfs voor je moeder te lang duurde, maar zij begreep je autistische bezetenheid niet. Op je achttiende kreeg je schilderles van de progressieve Carolus-Duren, die als portrettist je kunstrichting beïnvloedde, want portretten zouden je ding worden voor vele volgende jaren. Daarnaast volgde je tekenlessen aan de School voor Schone Kunsten en je deed veel aan zelfstudie, terwijl je ook nog wat schilderlessen van Bonnat meepikte. Je deelde een atelier met de zachtaardige James Beckwith, die een dierbare en zelfs intieme vriend van je werd, want jullie sliepen lepeltje-lepeltje in een krakkemikkig bed, terwijl jullie elkaar veelvuldig kusten. Het zaad van je seksuele aard was gestrooid, wat voor menigeen ook te zien is op 'Dromerige man op Capri', waarbij de linkerborst uitnodigend ontbloot is. Het portret van je beminde vriend Fanny Watts werd door de Salon geaccepteerd en je collega Julian Weir vergeleek je met de oude meesters, wat je stimuleerde om naar Spanje te gaan, om daar de grote Velázques te besnuffelen en het liefst op te vreten, want de jaloezie gierde door je kokende bloed, je had de lat hoog gelegd, maar hem wilde je per se evenaren, wat je later gelukt is, dat je hem niet kon overtreffen, dat nam je verbitterd voor lief. Je genoot van de Spaanse muziek en dans en je schilderde 'Spaanse danseres' met zoveel passie, dat ze letterlijk beweegt op het doek. Je luisterde graag naar de moderne composities van Gabriel Faure en je maakte schitterende straattaferelen in Venetië, waar je als jongen Tontoretto had bemind, waar je nu in achterafsteegjes mannelijke hoeren betaalde voor harde porno, terwijl je overdag je geaardheid angstvallig verborgen hield. Die splitsingen kregen raakvlakken met schizofrene toestanden, die je omzette in gedreven, extreme kunstuitingen. Terug in Parijs volgden er vele roemrijke jaren en kon je de meest bizarre prijzen vragen en als modellen je niet bevredigden, dan stuurde je ze geheid de laan uit. Je leefde in volkomen luxe en je maakte beeldige portretten van gefortuneerde gravinnen en baronessen, ze werden stuk voor stuk op vorstelijke wijze verheven tot koninginnen van grote schoonheid, wat ze vaak ook waren, maar dat bij jou onder de gordel niets verroeren. Je reisde 's zomers met het echtpaar De Glehn, waarbij niet de oervrouwelijke Jane je betoverde, maar haar bi-seksuele Wilfried, die je maar al te graag verwende, evenals de kunstschilder Paul Hellen, die ronduit voor de mannenliefde uitkwam en zijn kwast altijd met die typisch gebogen hand vasthield. Doordat je bij zoveel adellijke mensen over de vloer kwam en de vrouwen intens doorzag, steeg je al gauw boven hun belevingswerelden uit en werd je een geestelijk verzamelaar van hun diepste geheimen, waardoor je een oppermachtig alleenheerser in die ijdele kringen werd. Op je achtentwintigste schilderde je je mooiste schilderij, het 'Portret van Madame Pierre Gautreau', wat je pas verkocht na haar dood in 1916. Omdat men het te kinky vond, verhuisde je naar Londen, ook op aanraden van Henry James, die je grootse successen bij de Engelse adel voorspelde. Je bezocht Monet, die je in zijn eigen stijl schilderde, wat erg fideel van je was, maar daarna bleef je voorgoed in Londen en schilderde je het toppunt van vrouwelijke schoonheid, lady Agnew van Locknaw. Alsof al die rijke dames intuïtief aanvoelden dat ze niets van jou te vrezen hadden, wat waar was, want je verbleef vaak bij graaf Robert de Montesquiou en prins Edmond de Polignac, die beiden bekend stonden als onversleten nichten, die stoeiden in badkuipen vol exclusieve champagne. Je zat op hun delicate niveau, met opium en al, wat de verwijfde lol verhoogde. Je vertelde hun dat je Rodin had geschilderd, terwijl je jezelf afvroeg of zijn dingus ook van marmer was, wat je als een godenstraf zag, wat je vrienden bijna deed stikken in hun lachsalvo's. Je reisde naar Boston, waar je een expositie had en waar je de kunstdiva Isabella Gardner portretteerde, terwijl je in de pauzes piano speelde, iets romantisch van Chopin. In 1907 heb je genoeg van je portrettengalerij en sluit je je atelier, moegewerkt en uitgezogen, jezelf volstrekt ontledigd, terwijl je spuugzat was van het fakerige vermaken van de veeleisende modellen en vooral dat opgelegde babbelen met hen over koetjes en kalfjes, bovendien was je binnen en absoluut toe aan zelfreflectie, waardoor je demonstratief een serieus zelfportret maakte, ook om jezelf weer te vinden na zoveel andere levens. Je maakte nog wat landschappen en vooruit, nog een portret van Rockefeller, omdat die zo aandrong, en de markiezin Curzon van Kedleston, die je pijnlijk vleide en je stilletjes dronken voerde, maar dat was het dan ook. In 1918 opeens het tragische, contrasterende oorlogsbeeld op 'Vergast', maar daarna bleef het rustig tot aan je overlijden aan een hart- en vaatziekte.

Schrijver: Joanan Rutgers, 27 november 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 1 stemmen 48



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)