Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

In hoge kringen afgedaald

(voor Francisco Jose de Goya y Lucientes (1746 - 1828))

Je bent geboren in Fuendetodos, waar je vader Jose de Goya een eervol beroep uitoefende en je moeder Lucientes y Salvador braaf het huishouden deed en de noemenswaardige, kruidige kookkunsten.
Op je derde verhuisde je naar Zaragoza en ging je later naar de school Escuelas Pias, waar je aan de lippen lag van de sierlijke, warmhartige schooljuffrouw. Tijdens de tekenlessen boog ze altijd intiem over je heen, wat je heerlijk vond, haar opengebloeide boezem in je nek en de heerlijke citrusgeuren van haar zwarte, golvende haartooi. Je zou later altijd je schilderwerk associëren met die behoefte aan (baar)moederlijke veiligheid, die gloeiendhete hitte vol roesverwekkende romantiek.

Op je veertiende kwam je in de leer bij Jose Luzán, een Pietje Precies, die zijn ouderwetse denkbeelden handhaafde en geen tegenspraak duldde, waardoor jij juist in de aanval ging en in heftige ruziesferen bij hem bijna een hartverlamming veroorzaakte, terwijl je examencijfers ver beneden peil bleken.
In Madrid was je studiegenoot Anton Raphael Mengs nogal in trek bij de koninklijke rijken, wat je ook een aangenaam vooruitzicht voor jezelf vond.
In Italië bestudeerde je de schildermeesters van Rome en won je de tweede prijs. Er gloorde weer hoop in je hart en terug van weggeweest schilderde je fresco's in een basiliek, een kloosterkerk en een paleis. Daarnaast ging je in de leer bij Francisco Bayeu y Subias en je eigen stijl werd herkenbaar. De zus van Francisco, de oogstrelende Josefa, kwam wel eens gluren in het atelier en via grapjes kwamen jullie nader tot elkaar, wat op je zesentwintigste tot een huwelijk leidde. Aangewakkerd door de betoverende liefdesnachten met haar schilderde je vol nieuwe energie rondom Madrid de binnenkanten van vorstelijke huizen, wat een opstapje bleek naar de koninklijke familie, die de tamtam gewekt werden. Nu mocht je ineens wel lid worden van de Kunstacademie, omdat je voorname, landbelangrijke mensen portretteerde, zoals de ijdele graaf van Floridablanca en eindelijk, je was er, de kroonprins Don Luis, met wie je nauw bevriend raakte, wat talloze opdrachten opleverde, zoals de hertog en hertogin van Osuna en de koning in eigen persoon.
Je begon bij Charles de Derde, toen Karel de Derde en tenslotte Karel de Vierde, waarbij je op je drieënveertigste als hofschilder werd aangesteld. Je salaris groeide mee met je enorme roem en je dineerde uitbundig met je geliefde, je had zelf een privé-hofleven, waarbij de dure wijnen als water gedronken werden en je bij een verzadigde Josefa elke dag vol vreugde naar binnen mocht. Tien jaar later werd je eerste hofschilder en steeg je salaris gigantisch, waardoor je nog lekkerder kon eten en drinken, uitgaan en relaxen. Je koningin Josefa bleek plotseling over wel heel subtiele seksspelletjes te beschikken, haar geraffineerde vrouwelijkheid werd door de buitensporige weelde extra opgepoetst en volledig opengeslagen.
Op 'Karel de Vierde van Spanje en zijn familie' staat zijn kenauvrouw Louisa bewust in het midden, daar zij in feite meer besliste dan haar druilerige manlief. Het was een satirisch werkstuk en in een donker hoekje gniffel je achter hun rug om. Je durfde te spotten met hun vermeende, hoge niveau van leven, maar als ingewijde kende je hun kleingeestige motieven en grillen, waar arme burgers nog niet aan mee zouden doen, zo'n pervers en pietluttig gekonkel.
Toch portretteerde je hertogen, gravinnen, hertoginnen en markiezinnen op hoogst verfijnde wijze, je kon ze moeilijk allemaal als lachwekkende, protserige types afbeelden. Op je zevenenvijftigste kreeg je de ziekte van Menière, met paranoïde dementie, evenwichtsstoornissen en linkeroordoofheid als gevolg, waardoor je zwaar introvert werd en kluizenaarssymptomen vertoonde en je werk ging eronder lijden, je maakte veelal zwart overheerste schilderijen met bizarre, horrorachtige, angstneurotische afschrikbeelden. Je gleed weg in duistere waanbeelden, wat 'Heksensabbat' opleverde en een naakte heks op een bezemsteel, geleid door een spookachtige hekslerares.
Toch werd je ook gewaagder en ging je speels aan de slag met Antonius van Padua, maar je gromde soms als een gewond dier en je vond seksuele genoegdoening in de armen van de hertogin van Alva, die je oude lichaam met frisse handigheid wist op te krikken. Je schilderde haar als 'De naakte Maja' en drie jaar later als 'De Geklede Maja', nu nog als zeepmerk in de omloop. Beide schilderijen werden aangekocht door Manuel de Godoy, die Pepita Tudo als minnares had, maar ook Maja en jij ook Pepita, wat klinkt als een pittig nootje.
De Franse soldaten vielen Spanje aan, maar jij schilderde ook gewoon hun hoge heren en na het herstel door koning Ferdinand de Zevende ontkende je Spaanse ontrouw en om dat te bewijzen kwam je op de proppen met 'De derde van mei 1808', waarop een vreselijke executie door de Fransen te zien is, pure oorlogsverwerking.
Op je zesenzestigste overleed je muze en topminnares Josefa, waardoor je de ontfermende Leocadia Weiss in huis nam, die je verzorgde en vertroetelde. Als begin twintiger was ze gescheiden van haar man Isideo, een emotieloze juwelier, ze hadden samen twee kinderen en haar derde kind Rosario was niet van hem, er gingen geruchten dat ze van jou zou zijn, wat best mogelijk was, in ieder geval hielden jullie erg veel van elkaar en was je als een vader voor Rosario. Gezien je hoge leeftijd bedreef je niet meer zo uitbundig de liefde, soms was genoeg, ook voor Leocadia, die van nature niet zo dol op erotiek was, vandaar de eigenaardige klik. In je landhuis aan de rivier van Manzanares kreeg je waanzinnige paniekaanvallen, waardoor je het hele huis vol schilderde met nachtmerriebeelden en angst verwekkende hallucinaties.
Na die gruwelijke, psychotische hellesferen verliet je Spanje voor Bordeaux, waar je uiteindelijk stierf aan een beroerte. Je had de Spaanse monarchie de rug toegekeerd, de vormelijke schijn ten diepste doorzien als egoïstische potsierlijkheid ten koste van anderen, en na je roomse begrafenis in Bordeaux werden je overblijfselen in 1919 naar Madrid overgebracht, in, jawel, de Koninklijke Kapel van Sint Antonius. Ik denk niet dat je daar zo blij mee zou zijn geweest.

Schrijver: Joanan Rutgers, 12 december 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 1 stemmen 63



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)