Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

stilte

Dit helpt mij geweldig, dat ik kan schrijven wat ik denk, wat ik voel. Hoewel voor veel mensen sommige gedachten onuitspreekbaar blijven, blijven voor mij alle gedachten onuitspreekbaar. Het papier vertrouw ik ze wel toe, het zal mij niet tegenspreken, het is een onbeschreven blad, het kan nog alles worden…. Soms wilde ik dat ook ik nog alles kon worden…. Dat kan niet,… soit.
Mijn stembanden heb ik niet meer, want de dokters meenden dat ze mij enkel konden pijnigen en communicatie met andere mensen verliep toch al non-verbaal; ik verdraag namelijk geen menselijk stemgeluid, incluis dat van mijzelf.
Natuurlijk geen beslissing die je zonder erover na te denken maakt, je stembanden laten verwijderen. Je stem, de klank van jouw wezen, een vingerafdruk in de lucht, het instrument waarmee je jouw muziek uitvoert en het middel bij uitstek om je bij de rest van de wereld hoorbaar en dus kenbaar te maken: nee, dat alles geef je niet zomaar op, als ware het een ongewild kind. De artsen en ik hebben mijn stem zolang mogelijk gepoogd te behouden, tot een aantal jaren nadat de ziekte bij mij werd ontdekt. Ontdekt ja, want ik verloor een uniciteit, maar kreeg een andere daarvoor terug, dus wiskundig gezien geen winst of verlies voor mij. Jammer genoeg voel ik niet op wiskundige gronden.
Er bestaat geen remedie voor mijn ziekte, zoals ik haar noem, dus dat maakt mij ongeneeslijk ziek. Och, het is slechts een woord.
Vroeger, in mijn vroegste jeugd, schijn ik onder helse pijnen te hebben geleden. Elk humaan stemgeluid gaf aanleiding tot een positieve terugkoppelingsreactie, die net zoals een atoombom tot een explosie van pijn leidde. Ik zie het al voor me: mijn ouders bepraatten het een en het ander in mijn aanwezigheid, waarop ik in huilen uitbarstte, zodat ik mezelf nog meer pijn bezorgde, wat natuurlijk mijn ouders weer tot productie van sussende geluidjes aanzette, enz. Gelukkig herinner ik mij daar niets meer van, anders had ik vast en zeker de nodige nachtmerries daaraan overgehouden.
Toch weet ik dat die pijn nog ergens zit, weggestopt in een vergeethoekje van mijn brein, en af en toe zet een flauwe afspiegeling van haar (naar ik vermoed), die als brandend en braakneigingen opwekkend maagzuur onverwachts naar boven komt, mij aan tot een primitieve angst, die mij het origineel doet vrezen.
Als ik het bovenstaande lees, lijkt het mij niet leuk mijzelf te zijn en dat denk ik zo nu en dan ook wel, al kan ik eerlijkheidshalve schrijven meestentijds geen vervelend leven te leiden. Dat heeft één overheersende reden…
Zoals ik al schreef ben ik het enige bekende ‘geval’ (wat klinkt dat lekker persoonlijk, ik bedoel ‘zou klinken’ als ik het kon zeggen) van deze ziekte en misschien verdient ze niet het predikaat ‘ziekte’, mijn anomalie. Ik in mijn eentje vertegenwoordig niet zoveel menselijke en economische waarde, dat ze een middel zullen zoeken, dat mijn lasten zal verlichten. Voor zorg kom ik wel in aanmerking, al zal de staatsschuld niet veel moeten stijgen, vrees ik.
De zuster die elke week een paar uur langskomt is mijn enige aanschrijfpunt in deze wereld, want mijn ouders verblijven in het rijk der doden (misschien heb ik ze wel doodgezwegen) en vrienden heb ik niet, omdat niemand vrijwillig zich een zo grote opoffering getroost; ach, ik denk niet dat ik het wel zou kunnen. Toen ik hoorde dat ik voor zorg in aanmerking kwam, voelde ik afschuw voor dit betaalde medelijden, maar zoals sommige mannen betaalde liefde hoger stellen dan geen liefde, hunkerde ik ook naar aandacht; uiteraard eiste ik een vrouw.
En zo komt elke week Linda bij mij op bezoek in mijn huisje, dat ver van alle bedrijvigheden staat, in een bos, en zonder radio of televisie is. Ik heb zelf voor die locatie gekozen. Ik kom zelden buiten en zelfs dan ben ik altijd slechts enkele passen verwijderd van mijn veilig onderkomen. Fluitende vogels hoor ik graag (ik verdraag elk geluid, behalve als menselijke stembanden het voortbrengen) en ook het wuivend groen der bomen stemt mij tot tevredenheid. De wereld zoals ik haar zie, vind ik mooi. Veel weet ik echter niet van de buitenwereld, want ik lees ook geen kranten; zaken waar ik nooit deel aan kan hebben, interesseren mij niet. Waarom zou ik het onmogelijke willen? Als Linda vertelt, wij communiceren via briefjes, want gebarentaal wil ik niet leren, dan…ja, dan interesseert het mij, dan heb ook ik er deel aan. Elke week schetst zij met schrijfgerei een nieuw stukje wereld, het is haar hand die mij stuurt in het duister van het onbekende. Haar hand, breekbaar als porselein, die ik zo aanbid en die mijn ziel streelt en vormt.
Ik voel me schuldig tegenover haar, omdat zij elke week speciaal voor mij moeite moet doen, opdat zij geen klanken mijner gehore kan brengen, en ik daarentegen niets hoef te laten. Misschien komt het doordat ik zoveel medelijden heb ontvangen dat ik het nu wel eens wil uitdelen. …Linda, de enige vrouw in mijn leven, wie vindt het verwonderlijk dat mijn lust en mijn verlangen zich op haar hebben gericht? Jammer genoeg voor mij is ze gelukkig getrouwd en anders,… wie zou de buitenwereld vol geluid op willen geven voor mijn stilte?
Ik put veel levensvreugde uit haar bezoekjes; mijn hart bonst significant sneller zodra ik haar auto hoor parkeren, alsof het zich hoorbaar wil maken voor haar. Omdat ik nauwelijks geluid gewoon ben, klinkt het tikken harer hakken mij als muziek in de oren en nog voor zij de kans krijgt te bellen, heb ik steevast al de deur geopend, met een briefje ‘Kom binnen’ in mijn hand. Eigenlijk omvat haar taak tevens de wekelijkse schoonmaak van mijn huis, maar ik kijk in een dergelijke mate naar het samenzijn met Linda uit, dat ik als een nijvere bij mijn eigen korf schoonmaak, zonder hulp van anderen (heb ik eens wat te doen). We gaan aan de enige tafel in mij huis zitten, waarop ik het papier al heb klaargelegd, mij voorstellend wat er nu op geschreven zal worden en zij opent het gesprek, of beter: geschrijf.
‘Goeiemorgen, hoe was het hier afgelopen week.’
‘Stil.’
Zij glimlacht: ‘Nee, serieus, heb je een leuke week gehad?’
Vervolgens vertel ik wat me overkomen is, meestal niet veel, zodat ik over elk voorval uitweid alsof het wereldnieuws is, wat het in mijn wereld eigenlijk wel was. Na een tijdje geef ik haar het woord en lees ik geïnteresseerd wat ze te vertellen heeft en nog geïnteresseerder bekijk ik haar, haar gekrulde haren, donkerbruin gekruld om mijn hart, haar blauwe ogen die liefde uitstralen: ik vind haar zeker mooi ja. Zoals zij met haar lichaam over het papier buigt, dat ze schuin legt, omdat ze dat vroeger zo heeft geleerd. En soms kan ik me niet meer inhouden en strijk ik met mijn hand over haar tere handen en dan leest ze de waarheid in mijn ogen, waarmee ik haar indringend aankijk. Haar huid is een zijden omhulsel van een gouden ziel. Ik vraag haar vaak of ze mij wil knuffelen en nooit stelt ze mij teleur: diep in haar lichaam begraaf ik mij op zulke momenten, verlangend voor even deel uit te maken van haar wereld, die van de mensen, hoewel het verlangen nooit bevredigd wordt. Zij weet van mijn liefde voor haar en zij wilde zelfs haar monoandrie aan mij opofferen; hoezeer ik ook over haar naakte lichaam fantaseer, want een man verliest zijn streken niet met zijn stembanden, ik prefereer de platonische liefde, zolang zij niet voor mij kiest, maar zoals ik al schreef; wie kan drinken uit een opgedroogde woordenstroom?
Ik neem haar niets kwalijk en ik verwacht weinig van haar, alleen een beetje aandacht in die te schaarse uren, die ze bij mij doorbrengt. En elke week wanneer ze, altijd te vroeg, vertrekt, hopen de tranen zich op achter mijn ogen, die echter geen druppel doorlaten, want ik heb geen slecht leven, dus waarom zou ik huilen?
De rest van mijn dagen slijt ik met dromen over en denken aan haar en soms mis ik ook de buitenwereld, wanneer ik genoeg heb van mezelf en het voelt alsof ik in een ruimte zit die alsmaar vernauwt, waar ik niet uit geraak en de mensen mijn geroep niet horen. Dit gebeurt overigens zelden, de rest van de tijd geniet ik van mijn wereld, waarmee ik mezelf gelukkig prijs en die slechts weinigen kennen…. Een grootse stilte, die al het leed verzwijgt, hangt vaak om me heen en ik zit graag in haar nabijheid, mezelf gezuiverd voelend…. Die daverende eenzaamheid, die ik deel met anderen en die mij omarmt als een goede, trouwe vriend…. Als ’s ochtends de zon zich weer toont aan mij, dan haal ik opgelucht adem, gelukkig weer een dag, een dag dichterbij de onsterfelijkheid…. Voor mij geen heldendom, voor mij het gewone leven, voor mij alleen in rust voorbijglijdende dagen…. Zo leef ik, wat kan ik anders?

Schrijver: manuel, 6 november 2001


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

2.5 met 28 stemmen 2.364



Er zijn 6 reacties op deze inzending:

Naam:
lisa
Datum:
25 maart 2003
Email:

ik ben er stil van!
prachtig
Naam:
marian
Datum:
19 december 2001
Email:
OKé,het is je vergeven.
Het leek ook zo echt,ben blij dat
ik er geen te treurig schouwspel
van gebakken heb.
Maar je hebt toch een knap
koppie als je dit wel zelf bedacht
hebt,of is dat soms ook niet waar.
Maakt ook niet uit het was een bijzonder
verhaal,waar je toch wel veel reacties
op kreeg.Ga zo door je moet een ieder
de tijd geven je te leren kennen.Toch??????
Naam:
anne
Datum:
10 december 2001
Email:
annemiddendorphotmail.com
mijn bewondering voor jou.
als woorden konden uitdrukken wat er in jouw koppie omgaat,
bevond zich er een nieuwe taal
Naam:
marian
Datum:
10 december 2001
Email:
Manuel,ik sluit me aan bij de reactie van janna.
Mocht je ooit een boek schrijven,dan weet ik zeker
dat,ik dat met plezier zal lezen,een ideetje misschien,je bent rijk aan je woordenschat,en dat kun je niet van een ieder zeggen,ik ben nog maar
een beginner,kan zeker niet in woorden beschrijven
hoe een leven te leven dat vaak onleefbaar is,en
toch gaan we door omdat ik voel dat ieder leven een bedoeling heeft,kblijf positief,wat er ook gebeurd,ieder diep dal waar je weer uit kruipt maakt je sterker en sterker,en dat is onze eigen
kracht,kracht die je van niemand kunt lenen,die maken we zelf,door toch positief te blijven.
Even een cliche,voor een optimist schijnt altijd de zon,en ook al ken ik je niet ik hoop toch dat deze reactie je hart zal verwarmen.Heel veel goeds en heel veel liefs van mij.Groetjes aan die lieve Linda die jou zoveel vreugde brengt.
Naam:
ivo vandenberghe
Datum:
25 november 2001
Email:
ivo.vandeberghepandora.be
Jij heb dat wondermooi geschreven,het is een lang levensverhaal,spijtig dat jij het zelf moet meemaken,toch denk ik dat jij niet ongelukkig bent want je kunt nog dromen en uw dromen toevertrouwen aan een gedicht of een hartekreet.
Naam:
Janna
Datum:
21 november 2001
Email:
jeannyhennemannhotmail.com
Geachte Heer Manuel

Aangezien U wel wilt lezen en niet kan spreken, het zelfs niet kan aanhoren, wil ik U bij deze vermelden dat ik aan Uw verhaal gekluisterd heb gezeten en het twee keer heb doorgelezen. Het heeft me in Uw leven een beetje meegesleurd.
Verder vind ik dat U mooi vertelt en schrijft.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)