Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Wachtend op de trein

Wachtend op de trein zit ik op het houten bankje. Voor mij ligt de rails. Het metaal glinstert in de zon. De rails daarnaast niet. Het ziet helemaal bruin van de roest. Vermoedelijk rijden daar al jaren geen treinen meer op. Er groeit namelijk ook al onkruid tussen de dwarsliggers. Het komt al bijna net zo hoog als het perron dat er naast staat. Helaas zit het grijze beton onder het fel gekleurde graffiti. Allemaal buitenlandse woorden. Ik kan niet lezen wat er staat. Ze zouden het eens schoon moeten maken. Ook al is het perron niet meer in gebruik, vanaf dit bankje moet je er toch tegenaan kijken. Op dat perron staat het stationsgebouw. Echt groot is het niet. Wel hoog. Zowel boven als beneden zitten hoge ramen. De bovenste rand glas van elk raam is gemaakt van glas in lood. Aan de muur, die wit is geverfd, hangt een grote, ronde stationsklok. Zelfs vanaf hier kan men de minutenstreepjes met gemak onderscheiden. Het dak van het stationsgebouw is een puntdak. Aan de zijkanten loopt het schuin naar beneden. Aan één van de zijkanten zit een klein dakkapelletje met eveneens een puntdak. Bovenop zit een vogel. Vanaf hier gezien, lijkt het een merel. Ondanks de geringe omvang van het gebouw ziet het er wel statisch uit. Aan weerszijden staan twee dikke, grote bomen. Ik denk dat het eiken zijn. Maar zeker weten doe ik het niet. Zo te horen zitten er een aantal vogels in. Er zullen we meer verschillende soorten in zitten, want je hoort verschillende fluittonen. Zien kan ik ze niet vanwege de vele groene bladeren. Onder één van de bomen staat een houten bankje. Op het bankje zit een jonge vrouw. Eind twintig schat ik haar. Haar mooi, lange bruine krullen glanzen in het zonlicht. Ze heeft een lichtrood bloesje aan. Haar handen liggen gevouwen in haar schoot. Onder haar halflange spijkerrok komen slippers te voorschijn. Naast haar op het bankje ligt haar rugzak. Een beetje olijfgroen met leren riempjes. Daarbovenop ligt een boek open. Vermoedelijk is daar met lezen gebleven. Nu leest ze niet, maar zit met haar ogen gesloten. De zonnestralen vallen op haar gezicht. Ze heeft een tevreden, ontspannen glimlach. Zo te zien geniet ze van de zon. Er komt een witte vlinder aangefladderd. Hij gaat precies op haar neus zitten. Van schrik doet ze haar ogen open. Als ze ziet dat het de vlinder was, lacht ze even en sluit dan haar ogen weer. Ineens hoor ik van links een vrolijke kinderstem. Als ik kijk waar de stem vandaan komt, zie ik een meisje aan de hand van haar moeder huppelen. Steeds wijst ze met de hand die vrij heeft, iets aan en vraagt wat. De moeder blijft geduldig antwoord geven op de vragen van haar dochter. Opeens komt er een hond langs mij rennen en gaat blaffend op het kleine meisje af. Van schrik duikt het meisje achter haar moeder.
“Bruno, hier!” klinkt een barse stem.
De hond die blijkbaar Bruno heet, loopt gehoorzaam terug. Voorzichtig kijkt het kleine meisje langs haar moeder.
“Kom maar hoor, de hond is weg,” zegt de vriendelijke stem van de moeder.
Het kleine meisje kijkt eerst nog even goed rond om er van verzekerd te zijn dat de hond echt weg is. Dan komt ze helemaal te voorschijn. Ze pakt de grote hand van de moeder stevig vast. Nu huppelt ze niet meer, maar blijft schichtig in het rond kijken.
“Hallo,” zeg ik vriendelijk als ze vlak voor me langslopen.
Het kleine meisje kijkt me bang aan en zegt niets. De moeder glimlacht naar me.
“Een beetje verlegen,” zegt ze verontschuldigend.
Ik knik begrijpend. Het tweetal loopt verder. Als ik weer naar het bankje tegenover mij kijk, zie ik dat de jonge vrouw weg is. Het bankje is nu bezet door een zakenman. Als hij doorheeft dat ik naar hem kijk, kijkt hij stuurs terug. Gauw kijk ik een andere kant op en valt mij oog op een duif die van een stukje brood pikt. Het stukje brood valt steeds op de grond waardoor er kruimels komen. Na een paar happen eet de duif eerst zorgvuldig de gevallen kruimels op. Steeds om zich heen kijkend of er geen andere duif het op het stukje brood heeft gemunt. Dan pakt hij het stukje brood in zijn snavel en vliegt weg. Ik kijk hem na, maar kijk precies in de zon. Gauw sluit ik mijn ogen tegen het felle licht. Dat is eigenlijk wel lekker, die zon. Ik besluit de jonge vrouw op te volgen en houd mijn ogen gesloten. Ik geniet van de kwetterende vogels. Het valt mij niet eens op dat er achter mij opeens heel veel stemmen klinken van mensen die uit de zojuist aangekomen trein komen. Langzaam verstomt het geluid weer. Totdat ik bijna indommel en het fluitsignaal van de conducteur hoor. Verschrikt kijk ik achterom en zie de deuren sluiten. Langzaam zet de trein zich in beweging. Dan realiseer ik mij wat ik hier doe. Ook ik had in die trein moeten zitten. Nou ja, dan wachten we maar op de volgende trein. Ik sluit mijn ogen weer en concentreer me op het prachtige gezang van de vogels.

Schrijver: Wilma van Keulen, 10 december 2012


Geplaatst in de categorie: tijd

3.0 met 1 stemmen 377



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Han Messie
Datum:
10 december 2012
Email:
hmessielive.nl
Wilma, zo'n verloren ogenblik van afwachten en niets-doen wordt in jouw verhaal mooi opgevuld met allemaal uitvoerig beschreven sfeervolle, en vermakelijke voorvalletjes.
De nostalgie van de oude spoorbaan wordt plechtig en met eer naar voren gehaald. Graag meer van dergelijke verhalen op www.nederlands.nl.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)