Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Porseleinkast

Dat het niet eerlijk in de wereld was verdeeld, bleek vroeger al, uit de porseleinkast van jouw Katholieke tante. Er stonden blanke olifanten zonder slurf te wachten op de eau de cologne die met een trein uit Parijs kwam, en er waren glanzende, zwarte schapen met vijf poten die op rechthoekige tafeltjes leken. In het midden stond een dogmatische poedel op een fluwelen kleedje, naast een bronzen giraffe met een katalysator aan haar staart. Er lag een vlinder zonder pootjes, moederziel verlaten op zijn zilveren vleugels, naast een theekopje dat te klein was om uit te drinken. Op de theelepeltjes waren dieren afgebeeld, maar net iets vager dan in het echt. Het was waarschijnlijk een vergaderplaats voor mensen met een laagje stof over de hersens. Mensen die ver van de dierenwereld en de magische natuur verwijderd waren geraakt, en niets meer begrepen van de spiritualiteit der gewone dingen.

Het maakte ook geen pas om excentriek te zijn, alles wat zich kon uiten buiten het laagje stof werd decadent geacht door die Katholieke vrouwenogen, die overal doorheen leken te kijken.

Je moest als jongen slapen met je handen boven de dekens, want van masturberen kon je volgens jouw Katholieke tante blind worden, en zij kon het weten want ze was, behalve behoorlijk bijziend, ook aan één oor doof, en ze hoorde met het andere oor selectief, alleen datgene wat ze met één oor moest horen.

Wanneer de Roomse muizen door de witte porseleinkast slopen, was er slechts het magische gesuis, van drieëndertig verloren roze zielen die kwamen spoken in de nacht, omdat de porseleinkast dan op een kermis leek, en op de Katholieke kermis gebeurden leuke dingen, waar je later een liedje over kon zingen.

Langzamerhand begon jouw eigen denken zich te ontwikkelen naar vormen die meer rond waren dan dat je gewend was. Je wou ook het vierkant denken niet promoten, of een wig slaan tussen de cirkel of het ovaal. Je hield de behoefte om gewoon jouw biologisch eitje te blijven bakken op zondag en je had liever geen gezeik over batterijen, of over mensen die zo nodig 130 kilometer per uur moesten rijden in een land wat nauwelijks 200 kilometer lang was.

Het was vanuit de straat, waar je destijds als een ontheemde kluizenaar woonde, naar de binnenstad,waar de psychiatrische hulpverlening was gevestigd in een statig pand, ongeveer twintig eenzame minuten fietsen, maar je had geluk en kwam bekende Nederlanders tegen. De eerste was Harry Mulisch, een lange, goed herkenbare man, die bekend was omdat hij boeken schreef, die veel werden gelezen. Het leek hem te irriteren dat hij door jou werd herkend, waarschijnlijk werd hij liever door iemand anders herkend, door een vrouw, of de poedel van jouw tante, je kreeg niet zo lang de tijd om er over na te denken. Een paar honderd meter verder liep een lachende André van Duin, een reeds lange tijd beroemde komiek. Het leek je een vrolijke man, zijn ogen waren in het echt net zo vrolijk als dat ze altijd op de beeldbuis waren. Je had maar net de tijd om hem te begroeten of daar liep Patty Brard, een bekende diva, die in haar verleden had gezongen. Ze had haast, dat was duidelijk. Je probeerde je iets kenmerkends over haar voor de geest te halen, maar jouw geest liet je in de steek, en dat was juist waarom je op pad was. Emile Ratelband kwam met zwaaiende armen voorbij, en om de hoek fietste Bram Bakker die een knoop in zijn zakdoek had.
Het was de eerste keer, in dit grote pand aan een Amsterdamse gracht, een nieuwe hulpverlener zou zich aan je voorstellen. Je zat in de wachtkamer, en keek naar de muur, een ingelijst gedicht van Neeltje Maria Min, Mijn moeder is mijn naam vergeten, naast een schilderij van Corneille, kleurrijk met de bekende poëtische vogels.
Eigenlijk had je al genoeg indrukken binnen voordat het gesprek begon, halve verhalen over een schimmige werkelijkheid van schrijvers die niet meer bestonden, en kunstenaars die voor de trein waren gesprongen. Het gesprek kwam eigenlijk drie jaar te laat, en het was onmogelijk om in veertig minuten drie jaar over te doen, dus je verloor jouw geduld bij de veertiende vraag van de psychiatrische verpleegkundige. De goede, sportief geklede man, luisterde nauwelijks naar wat je antwoordde, te druk bezig met zijn dienstplichtige protocol. Je werd onrustig, verhief plotseling geïrriteerd jouw stem. Of hij de bewaking er bij moest halen, vroeg hij, het was een lachertje, maar je zat voor zeven maanden aan deze dwaas met een scheve glimlach vast.

Schrijver: mobar
Inzender: Henk van Dijk, 21 februari 2013


Geplaatst in de categorie: maatschappij

4.1 met 10 stemmen 394



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Monique Methorst
Datum:
21 februari 2013
Email:
moi636yahoo.com
Gevoelig verwoord, heel mooi Henk!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)