Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Schaduw van de Slang

(Vervolg op 'De Dans van de IJsdraak')

De eerste maand van het nieuwe jaar was voorbij en het was tijd voor de vrouw om de ijskristallen, zoals gepland, te inspecteren. Het was een koude en donkere maand geweest, die een weerslag had gehad op haar gemoed. Met moeite vloog ze op haar bezem naar de stad. Er waren negen gebouwen die geïnspecteerd moesten worden. De ijskristallen hadden hulp nodig, want de rattigheid in de gebouwen van de adel stonk zo sterk, dat het met toversneeuw alleen niet zou verdwijnen.

Bij het eerste gebouw sloeg de vrouw op de stenen met haar bezem, die meteen in een slang veranderde, een cobra die steeds groter werd, even groot als het gebouw. Het beest kronkelde om het gebouw heen en beet toen met zijn grote bek in de bovenste muren. Het gif van de slang doodde alle rattigheid binnen de muren. Na alle muren bewerkt te hebben, vloog de vliegende slang omhoog, en stootte een ijzige adem uit over het gebouw, dat terstond bevroor. De knechten die voor de adel in de gebouwen werkten, voelden de ijzige kou, en zagen de donkere schaduw van het slangenbeest de ramen verduisteren. Daarna vloog de slang verder, naar het volgende gebouw. Nadat alle gebouwen bezocht waren, konden de ijskristallen, geholpen door het zuiverende gif van de slang, hun transformerende werkzaamheden voortzetten in de betoverde sneeuwwitte stad.

Negen gebouwen bewerkte de slang in totaal, als laatste het gebouw der zittende adel op de markt. De vrouw zag de man op de markt deze keer niet. Ze had ook geen berichten van hem vernomen sinds ze de laatste keer hier was. Het telefoonnummer dat hij haar gegeven had, bleek niet te bestaan. Hoewel ze teleurgesteld was, had het haar ook niet echt verbaasd. Ze had de mensen in deze contreien immers nooit begrepen. Eerder in haar leven had ze in een nabij gelegen streek gewoond. Ook daar waren de mensen anders dan in haar geboorteland, maar ze waren toch hartelijk en behulpzaam geweest. Ze had tevergeefs vermoed en gehoopt dit ook hier aan te treffen. Waar het door kwam, wist ze niet. Maar deze stad miste de warmte die ze elders wel steeds had aangetroffen.

Ze inspecteerde de ijskristallen beelden op de markt. De slang bevroor ze nogmaals met een extra ijslaag uit zijn ijzige adem voor de komende maand. Of het gif van de slang, en het transformatiewerk van de ijskristallen, voldoende hun werk zouden doen, kon pas op langere termijn vastgesteld worden. De vrouw vloog op haar vliegende slang naar huis, een schaduw over de stad trekkend, die voor velen het effect van een zonsverduistering had. Eenmaal thuis, knipte ze met haar vingers, en de slang vloog naar de hoek van de kamer als bezem tegen de muur.

Een maand later trok de vrouw met haar vliegende reuzenslang nog eenmaal een schaduw over de stad. Het zou de laatste keer zijn dat zij de markt zou bezoeken. Ze gleed van haar slang, trok haar toverstaf uit de mouw van haar jurk, en met een zwaaibeweging die vuurstralen uit haar staf toverde, ontdooide de vrouw alle sneeuw en alle ijs, van alle gebouwen, van de gevangen beelden, van alle straten, huizen en daken. De ijskristallen waren klaar met hun werk, en de voorheen sneeuwwitte stad kon zich opmaken voor de komende lente.

Dit was drie weken geleden, en vandaag begon die lente. De vrouw wandelde met haar wolf naar het water in het natuurgebied dat niet ver van haar huis lag. Midden in het natuurgebied lag een klein bos, dichtbevolkt met bomen, waarin een klein meer lag, met platte grote stenen aan de rand van het water. De vrouw zat graag op die stenen. De wolf lag trouw als altijd aan haar voeten en legde zijn kop tegen haar hand. Een enkele wandelaar die langsliep, groette haar, en zei dat ze een schattig klein hondje had. Hij kon de ware gedaante van de wolf in de wereld van de vrouw niet zien, zoals de man op de markt dat wel had gekund.

De vrouw tuurde over het water van het meer, nam de beweging van het water in zich op, en sloot haar ogen. Opeens hoorde ze een stem vlak naast haar. "Goedemiddag lentevrouw." Ze keek op en zag twee blauwgrijze ogen die haar vriendelijk aankeken. "Wat een prachtige wolf", zei de man. Hij stak zijn hand uit naar de wolf, die zich gewillig door hem liet aaien. "Is deze plaats nog vrij?" De man wees op de platte steen naast de vrouw. Nauwelijks van haar verbazing bekomen, knikte de vrouw, niet in staat een woord uit te brengen. De man nam plaats op de steen. De wolf legde zijn kop op zijn been. De bewegingen van het water van het meer, en het zachte ruisen van de bladeren in de zonovergoten bomen, waren de enige geluiden die de volkomen stilte omlijstten. De man en vrouw keken elkaar aan. Twee vreemde verwanten in een wereld tussen aarde en een ander universum. Woorden waren overbodig. De vrouw wist dat ze eindelijk thuis was.

Schrijver: Gabriëla Mommers, 23 maart 2015


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.7 met 3 stemmen 365



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)