Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Bonnie en Clyde in Middelstum

Na zijn werk gaat de slagersknecht Kees Gelderblom op zijn tweedehands scooter naar het zwembad aan de Coendersweg. Na het slachten en uitbenen, is hij wel toe aan een frisse duik. Na een flinke zwempartij gaat hij op zijn buik liggen en loert hij naar de schaars geklede dames. 'Mooi spul!', denkt hij. Tien meter achter hem ligt Tineke Speenhoff. Tineke werkt bij de Rabobank aan de Heerestraat en ze heeft al langere tijd een oogje op de gespierde Kees, die op zijn rug een tatoeage van een springende tijger heeft. Ze pakt haar handdoek en spullen op en ze loopt naar hem toe. 'Mag ik naast je komen liggen?', vraagt ze op een zwoele toon. Kees kijkt verschrikt op en hij zegt: 'Wat je wilt, maar kennen wij elkaar dan?'. 'Ik heb je hier vaker zien zwemmen!' 'Nou, ik ben Kees en jij bent?' 'Tineke, Tineke Speenhoff, wil je een sigaret?' 'Best wel, woon je ook in Middelstum of kom je van elders?' 'Ik kom met de fiets uit Stedum, maar ik werk hier wel!' 'O ja, waar dan?' 'Bij de Rabobank!' 'O, wat leuk, ik werk bij Slagerij Zuidhof, ken je die?' 'Ik haal er wel eens kogelbiefstuk, maar ik heb jou er nog nooit gezien!' 'Klopt ook wel, ik werk achter in het slachthuis, mijn baas en zijn dochter Marie doen de bediening!'.

Terwijl ze huiswaarts gaan rijden ze nog wat met elkaar op. 'Heb je de geschutskoepel van de Borg Ewsum wel eens gezien?', vraagt Kees. 'Nee, is dat ver weg?', vraagt Tineke. 'Niet echt, kom op, dan duw ik je een eind!', zegt Kees verheugd. Eenmaal bij het monument beginnen ze elkaar te strelen en te zoenen. Na de liefdesdaad lijken alle omringende vogels ineens harder te zingen. Ze gaan naar het kleine woonhuis van Kees aan het trekvaartkanaal het Boterdiep. Kees bakt twee flinke lappen biefstuk en ze drinken er een rosé bij. Na de maaltijd gaan ze omarmd een avondwandeling maken en vertelt Kees haar over de vijfde eeuwse Sint-Hippolytuskerk, die door Onno van Ewsum is gebouwd. Die Onno ging met de oud-burgemeester van Groningen, Albert Jarges, naar het Heilige Land, waar Albert in de Jordaan verdronken is. Bij 't Olle Docktershuus staan ze even stil en verzucht Kees: 'Hier zou ik wel willen wonen!'. 'Anders ik wel!', floept Tineke er uit. Onder de Oude Poort aan de Burchtstraat blijven ze een kwartier staan vrijen, totdat de zoon van de burgemeester voorbij fietst en 'Hé, viezeriken!' roept. 'Hé, vuile NSB-er!', antwoordt Kees meteen. 'Waarom zeg je dat?', vraagt Tineke geërgerd. 'Ach, weet je, in de oorlog waren bijna alle burgemeesters NSB-ers, daarom!', stelt Kees.

Tot diep in de nacht wordt er geblowd en drinken ze een fles Glenfiddich leeg. Door de beneveling beginnen ze te praten over een overval van de Rabobankkluis en van het idee komen ze al snel tot de directe uitvoering ervan. Kees heeft ooit op de zwarte markt een pistool gekocht, wat hem nu prima van pas komt. De volgende dag werken ze beiden onder een extra druk en krijgt Kees een pluim van de slager, omdat zij zo gedreven aan het werk is. 'Oelewapper!', denkt Kees met kleine, rode varkensoogjes. Terwijl hij het vlees door de gehaktmolen draait, eet hij geregeld een hapje rauwe gehakt voor de aanstaande overval. Met een flacon jenever spoelt hij het weg. De aderen in zijn nek staan op springen. Marie komt hem een kop koffie met een kokosmakron brengen. Als ze zich omdraait, slaat hij haar op haar sappige billen. Het maakt nu toch niets meer uit. Marie kijkt boos naar hem, maar als ze weg loopt, lacht ze. Hij leegt de jenever in zijn koffie. Het wordt vijf uur en hij haast zich naar de Rabobank, waar hij met een bivakmuts op, aanbelt. Tineke opent de deur en hij begint meteen een schot in de lucht te schieten. 'Allemaal liggen!, dit is een overval!, jij daar!, verzamel zoveel geld als je te pakken kunt krijgen!', schreeuwt Kees. Tineke doet wat de overvaller eist en wanneer de overvaller met een jute zak vol eurobriefjes vlucht, ziet het personeel tot hun grote verbazing dat Tineke gewoon achter op zijn scooter klimt en met hem verdwijnt. De veldwachters van Middelstum bellen meteen naar hun collega's in de omliggende dorpen om versterking. Kees en Tineke zijn dan allang in het huisje van Tineke, waar ze met twee goedgevulde koffers naar het stationnetje van Stedum lopen. Ze weten te ontkomen, denken ze, maar inmiddels is er op het station in Groningen een enorme politiemacht in paraatheid gebracht om iedere trein vanuit hun richting in de gaten te houden.

''t Olle Docktershuus zal het wel niet worden!', zegt Kees, 'maar in Frankrijk zijn de huizen veel goedkoper en kunnen we een landhuis kopen!'. Tineke knikt en ze kust hem op zijn mond. Groningen Centraal nadert. 'Nu hier zo snel mogelijk overstappen!', zegt Kees, 'op de eerste de beste intercity!'. Zijn mobieltje gaat. 'Shit, m'n moeder!', zegt hij. 'Hallo, ma, alles goed? Is het dringend, want ik zit midden in een film!, nee, wat?, ja, okay, ik kom binnenkort weer eens op bezoek, afgesproken!, nee, nee, niet als ik aangeschoten ben!', zegt hij gehaast. De treindeuren floepen open en de kust lijkt veilig. Eenmaal aan de wandel schieten er van alle kanten boze agenten met hun getrokken dienstwapens op. 'Handen omhoog en maak geen enkele verdachte beweging!', schreeuwt een Bromsnor met trillende handen. Kees aarzelt geen moment en hij grijpt naar het pistool in zijn binnenzak. Nog voordat hij kan schieten, wordt hij door drie agenten dood geschoten. Tineke duikt naar de grond en ze grijpt het pistool van Kees, waarmee ze één agent in zijn voorhoofd weet te treffen. Daarna volgen er wel zes schoten, die ook een einde aan haar
leven maken. Een hoofdagent opent de koffers en door een windvlaag waaien en honderden eurobiljetten over het station, die door diverse mensen dankbaar in ontvangst worden genomen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 23 januari 2016


Geplaatst in de categorie: misdaad

4.2 met 4 stemmen 96



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)