VERSNIPPERD RIJK
De voorjaarswind waait koud. Sneeuwklokjes en krokussen kijken al vol levenskracht in het rond.
De meeste bolgewassen slapen nog in de aarde verborgen. Acht lange witte vingers uit de geestenwereld bewegen zich.
's Nachts wroeten die vingers in de grond. Tegen de morgen beginnen de aardkruimels een pittige geur te verspreiden: een lucht van smakelijke kruiden.
Die betoverende geur prikkelt het spookachtige achttal tot zweven, steeds verder zoeken. De zwarte akkers lokken al. Neerdalen? Nee! Mensen breken met hun ijzers en motoren die aarde. Geen plaats voor zulke vingers!
"We gaan een groot rijk stichten," fluisteren de beide middelvingers. "Daarvoor zoeken we hulp van hoge, sterke bomen."
Ondanks koude miezerregen, die uren lang aanhoudt, schuiven de acht witte vingers door smerig nat gras.
Grote sparren en pijnbomen bieden een gerieflijke plaats om te schuilen. Maar toch... De grond heeft hier een te harde uitstraling.
"Niet geschikt voor ons rijk," zijn acht gezamenlijke gedachten. "Blijven zoeken. Zou ons rijk misschien toch beter in uitgestrekte weiden passen?"
Die weilanden in de nevel. Ja, dat lijkt een eindeloze verte. Maar wonderlijk genoeg voelen de vingers die wijdte als beklemmend en benauwend...
Allemaal diep snuiven... Zoute zeelucht wekt verlangen. Snel daarheen! Golven vol rusteloosheid; een twijfelzuchtige watervlakte. Daar zouden die vingers nooit hun werk kunnen doen.
"Nee, ons rijk kan niet op dit woelige water bestaan!" roept een ringvinger. "Gauw weer landinwaarts!"
"Ha, hier zijn we op stevige klei!" gaat het door alle vingers tegelijk heen. "Sterke grond,, waarop ons rijk zal kunnen bloeien."
Tastend en peuterend voelen. Er komt een waarschuwende stem uit de vette zeeklei:
"Deze grond is bestemd voor voedzame granen en grote aardappels. "Dicht op elkaar groeien en bloeien," wensen mijn kluiten. Jullie, rondwarende spookvingers kunnen hier niets beginnen."
Opnieuw zoeken, vele dagen. Reeds laten kale eiken en beuken hun tere bladknopjes barsten. Het bos noodt ondanks zijn triest aangezicht toch vriendelijk.
De enigszins drassige grond vraagt om doorwoeld te worden. Met vereende krachten graven de witte spitsen in luchtige aarde, ontmoeten zuiver grondwater.
"Hier zal ons rijk komen!" roept een pink.
De zeven andere vingers knikken instemmend. Overal in het bos doen ze hun werk.
"Toch is ons rijk nog te klein," vinden de twee wijsvingers. "Het kan en moet veel groter worden."
In het bos zijn enkele weilanden, die gekoesterd worden door gedeeltelijke inval van zonnestralen én door schaduw van de bomen. Deze grasveldjes zien de vingers ook als een klein deel van hun rijk.
"Nog steeds niet groot genoeg," vinden ze allemaal.
Opeens melden zich twee raadgevers. Door de lucht komen twee witte duimen aanzweven.
"Dit gezelschap is nu volmaakt!" roepen die duimen. "Wisten jullie niet dat zonder ons het beoogde doel heel moeilijk te bereiken is?"
Het tiental vliegt razend snel van het ene loofbos naar het andere. Waterrijke grond ontvangt liefdevolle aanraking van hun werk. Die tien vingers verrichten zo vol vurige overgave hun bezigheid dat ze roze vlekken op hun wit krijgen.
Tenslotte wordt de liefste wens vervuld.
Hun groot rijk wordt geboren. Het bestaat niet uit één gebied. De beuken en eiken van de lente overhuiven het Versnipperde Rijk der bosanemonen.
Geplaatst in de categorie: planten