Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De paardentram

De vrolijkheid van de eerste dagen is verdwenen. Mijn arme Woemi. Ze leek zo blij, zo gelukkig. Weer aan het werk. Nooit geweten, nooit gedacht dat dat voor haar zo belangrijk kon zijn. Zoals ze erover sprak.' De zee van menselijk wrakhout' noemde ze haar patiënten, nu weer bewoners in verpleeghuisjargon. Mensen zoals Charlotte, die niet meer van voren weten dat ze van achteren leven. Waarvoor het leven in zekere zin gedaan is. Die belangrijke dingen van het mens zijn bezig zijn kwijt te raken, herinneringen, taal.
Maar Woemi houdt van die mensen, het zijn een beetje haar kinderen. Iedere keer als ze me vergezelt naar Charlotte valt het me op. Voor allemaal heeft ze wel een een woordje, een grap, een gebaar. Joke komt naar haar toe, geeft haar een hand, probeert Woemi in haar taaltje duidelijk te maken dat ze het fijn vindt dat ze er is. In het Portugees deze keer. Tot wanhoop van haar collega's daar natuurlijk.

Voor Woemi voelt het als thuiskomen. Ze lacht erom. Twee, drie weken lacht ze om alles. De stank, met name 's morgens, van de volle luiers, van de pis en de poep. 'Er is in dertig jaar niks veranderd' lacht ze. De luchtverfrissers en de in kelder en kamers opgestoken sigaretten maken het alleen maar erger en lijken de lucht nog verder te verdikken. Gelukkig komt al rond een uur of twaalf het eten. Muffe gaarkeukenlucht walmt je tegemoet. De laatste bewoners zijn er net een uurtje uit.
De jasjes uit het jaar kruik waar ze de hele dag in lopen, Andre Rieu heeft Andre Hazes opgevolgd, maar de muziekkeuze is nog net zo beperkt als in die goeie ouwe tijd. Maar Woemi, mijn Woemi, ze is weer een beetje gelukkig.
Dit is haar wereld, de wereld van mensen die er niet meer toe doen, die vaak nauwelijks meer bezoek krijgen, vergeten en verwaarloosd, afgeschreven. 's Morgens verschoond en uit bed gejast, de een drijft zijn bed uit, de ander heeft drukplekken van het liggen op haar heup, een derde loopt al in volle luier over de gang te dwalen en een vierde is bezig met levensgevaarlijke capriolen op haar kamer. De bedsensor gaat wel af, maar er gaan er zoveel af, en niemand die erop lijkt te letten. Nee, de zorg zou wel een beetje beter kunnen constateert Woemi al snel gelaten, maar goed.
Ze parkeert er samen met een collega een stuk of zestien in twee huiskamers, waar, gedurende de tijd dat zij op de kamers bezig zijn niet of nauwelijks toezicht is. Een vrijwilligster om een oogje in het zeil te houden is al heel wat. Nou ja, zo vrijwillig zijn de dames meestal niet.heet Woemi al vroeg door. Iedereen weet wat strafkorting is, en heeft pijn in haar rug om dat te ontlopen.

Tegen elf uur is Woemi er aan toe om de pillen van acht uur te delen.'Want', zo is haar op hart gedrukt, 'laat ze daarbij niet alleen'.
De tubes zalf die gegeven moeten worden zijn netjes afgeparafeerd, maar liggen onaangebroken in de medicijnkar, en hoe geef je fatsoenlijk oogdruppels aan iemand die zijn ogen niet open wil doen of niet meer goed in staat is zijn hoofd naar achteren te doen? Een opstandig vrouwtje weigert haar pillen, wat Woemi ook probeert. In moderne verpleeghuizen hoor je mee te gaan in belevingswereld van de demente. dat heet dan Joost of Gerke, Woemi heeft het zelf nog geleerd als Validation.
In deze archaïsche toko hebben ze daar nog nooit van gehoord. Woemi doet wat iedereen doet. Ze parafreert en moffelt de medicijnen weg in de vuilnisbak. Dan maar een appeltje. Daar zitten ook vitamines in. Zo te zien is de eerste die de moeite neemt om wat fruit klaar te maken voor haar kinderen.

'De wittebroodsweken zijn voorbij' probeer ik Woemi voorzichtig een beetje op te vrolijken. Maar ze kan er niet om lachen. Van de de beloofde tijd om de boel te coördineren is tot op heden nog geen minuut waar gebleken, het eerste conflict met een overeisende familie die ze voor het eerst in die weken ziet, en die geheel in de stijl van de nieuwe eeuw het onmogelijke eist voor pa of ma, heeft zich al aangediend.
Het was ook allemaal te mooi om waar te zijn. Arme Woemi. Gewoon je ding doen, komen en gaan, de mensen wassen en aankleden, te eten te te drinken geven, hier een worsteling met steunkousen over al dik geworden vochtige benen in een onmogelijke houding in de douche, daar een eindeloos bidden en smeken om nog een hapje, een slokje, een pilletje, het is er voor Woemi niet bij. Altijd moet ze dromen van mooier, beter, van liefde, zorg en aandacht, van een wereld die niet bestaat.

Ze hebben Charlotte stevig ingepakt. Ze nemen haar mee, een ritje met de paardentram. Niet dat ze nog iets van meekrijgt, maar ze doen het gewoon. Eerst zijn er nog pannekoeken. Ze voert Charlotte, geduldig , hapje voor hapje, en babbelt wat met Joke. Ze grapt met Jansma, die is bijna jarig. Zevenennegentig wordt hij bijna.
'En wat wil je hebben voor je verjaardag?' vraagt ze.
'Een nieuwe auto' zegt hij bescheiden.
'Niet een boot?' vraagt Linda, ondertussen Woemi ongevraagd een pannenkoek voorschuivend. Nee, niet een boot, de kapitein heeft zijn hele leven al gevaren weet hij nog. Doe hem maar een rode Ferrari. De vrouwen schieten in de lach, en Jansma lacht ondeugend mee.
' Moet je die ogen zien' lacht Linda, Het maar goed dat er in zijn tijd nog geen hashtack Me Too was.
' Waarom ga je niet mee, in de tram? ' vraagt ze. He ja, dat lijkt Woemi het ultieme einde. Een ritje met dementerende oudjes door de buurt. Spannender dan een reis door Siberië.

Ze stemt toe.
'Hier zijn ook vacatures' zegt Linda terloops, als ze Charlotte de tram inhelpen. Een heel gedoe, met zo'n daarvoor niet gemaakte, aangepaste speciale kuiprolstoel.
Waarom niet. Misschien lukt het toch.

Schrijver: Jorrit, 28 december 2017


Geplaatst in de categorie: maatschappij

5.0 met 1 stemmen 86



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)