Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De galante dichteres van Makkum

Het loopt tegen kerstmis 2021 en de jonge dichter Bokke Bullema loopt met zijn gefrustreerde ziel onder zijn als een klepel slingerende arm. 'Was ik maar een klok!', denkt hij, 'dan zou ik continu keihard luiden!'. De corona-varianten vliegen hem aan en hij vreest, dat het nooit meer zo zal worden als voor die verdomde wereldepidemie. In zijn mondkapje heeft hij een gaatje geknipt, waar het mondstuk van zijn pijp doorheen steekt. Met de zoete tabaksgeuren probeert hij de onzichtbare vijand op een afstand te houden en uit te roken. 'Blinder! wat heb ik het koud vandaag en een vrouw versieren zit er niet meer in, want ze vrezen allemaal een corona-besmetting, inplaats van een SOA!', denkt Bokke verbitterd. Voor zijn gesloten stamkroeg passeert hij Tjitske Knorringa, die hij, wat is het, drie jaar geleden bij ieder begroeting nog op de wangen kustte. Nu blijven ze gedresseerd op gepaste afstand naar elkanders ogen loeren en mompelen wat voor de vuist weg. Als twee ondergrondse dieren, die elkander in een gang kruisen en alles op alles zetten om elkaar maar niet aan te raken, ook al verlangen zij daar inwendig ontzettend veel naar. Al was het maar even heel vluchtig een aai over de bol of een tik tegen de kont. Tjitske ziet zijn ogen wel naar haar koplampen kijken en dat vindt zij prima, omdat er nu een extra slot op de deur zit en Bokke zeker niet zo onverstandig is om haar besmettingsangst te doorbreken. Daarbij, het is overdag en er fietst geregeld een dorpsgenoot voorbij. Natuurlijk hunkert zij ook weer naar die dolle vrijheid van voorheen, toen ze ongeveer elke maand wel een keer met elkaar in de hooischuur van bil gingen. 'Hoi! ik zie je wel weer eens!', roept ze naar hem en ze is alweer weg.

Bokke sjokt wanhopig verder langs de troosteloze straten van het dodenstadje Makkum, op weg naar zijn oom Siebren Zielstra, die een aangename verrassing voor hem in petto schijnt te hebben. Eenmaal daar gaat de oude man hem voor naar zijn achtertuinschuur en toont hij hem tot zijn grote verbazing een heuse tijdmachine. Zijn naar Sonnema berenburg en zware shag stinkende oom Siebren blijkt een echt oom Barabas te zijn, die hem uit de hedendaagse misêre kan helpen. 'Ik zet 1775 op de teller', zegt een kuchende Siebren, 'en verder hou ik gewoon Makkum aan, dat is ook makkelijker om je terug te flitsen!'. Bokke speelt het hele gebeuren maar zo serieus mogelijk mee en hij gaat op een soort rakelstoel zitten. Nadat hij met zes riemen is vastgemaakt, sluit de glimlachende Siebren de dikke deur en zwaait hij nog even via een patrijspoortje. Er wordt een zware motor gestart en er klinkt een steeds luider wordend geronk wat aanzwelt tot een enorme herrie met dampende rookwolken en vuurspuwende taferelen. De stoel begint heftig te trillen en Bokke verliest zijn bewustzijn. Na een onbepaalde tijd schudt hij wakker en omntdoet hij zich van de knellende riemen. Hij opent de dikke deur en er is geen oom Siebren meer, maar een oude koeienstal zonder koeien. Het staat midden in een weiland en in de verte ziet hij Makkum liggen, want hij herkent de Van Doniakerk uit 1600. Hij haast zich naar het dorp, want hij kan wel een flinke pint met een stuk gebraad gebruiken.

In herberg 'It Vrije Schaep' bestelt hij een vleesschotel met een pul gerstenat. Gelukkig heeft oom Siebren hem nog een geldbuidel voor deze tijd meegegeven. Er wordt wel erg veel naar hem gekeken, omdat ze zijn kleren nogal vreemd vinden en zijn Fries nauwelijks verstaan. 'Hoi, vreemdeling, ik ben Cynthia en hoe heet jij?', vraagt een blonde jongedame met een goedgevulde voorgevel en brede heupen. Siebren legt haar uit, dat hij een dichter uit Amsterdam is, maar dat zijn voorouders uit Friesland komen. 'O, maar dan ken jij misschien Willem Bilderdijk wel, want dat is echt een goeie dichter, al moet hij nog wel zien door te breken!' 'O, Willem, ja natuurlijk, die heb ik wel eens gezien ja, wel een sombere, hypochondrische kerel!' 'Ja, hoe meer ze in de out zitten, hoe beter ze schrijven!' 'En schrijf jij soms ook gedichten?' 'Jazeker, in het Nederlands, maar mijn vader, Dirk Pieters Lenige, schrijft Friese sonnetten!' 'Zo zo, sonnetten en dan nog wel in het Fries, als dat maar goed komt!' 'Heb je al onderdak in Makkum? anders mag je wel bij mij logeren, kunnen we lekker over de dichtkunst blijven babbelen!' 'Nou je het zegt, schone jonkvrouwe, maak ik graag van dat aanbod gebruik!' 'Dat is dan afgesproken en eet smakelijk verder!'. Na een uur verlaten ze de herberg en voelt Bokke de jaloerse blikken van de dagelijkse dronkelappen in zijn rug prikken.

Op de Kerkstraat 35 opent Cynthia de chique herenhuisdeur en gaat zij hem voor naar de woonkamer. Hij is onder de indruk van de antieke meubelen en het zilver- en aardewerk. Hij herkent zelfs een oude meester boven de schoorsteenmantel. 'Tja, mijn vader is een rijke koopman en hij kon dit huis er voor een prikkie bijkopen, vandaar, maar het moet wel gezegd, deze woonkamer dient ook als de bijeenkomstplek van het Makkumse dichtgenootschap 'Konst voedt 's menschen geluk', waar mijn vader en ik lid van zijn!' 'Nou, daar waar ik vandaan kom, hebben ze niet zo'n hoge pet op van de kunst!' 'Bedoel je daar in Amsterdam? Dat kan niet waar zijn!'. 'Verrek!', denkt hij, 'ik haal de boel door elkaar!'. 'Grapje, lieverd, juist wel natuurlijk!', herstelt hij zich. De open haard begint gezellig te knetteren en de zelfgestookte sterke drank doet hen extra blozen. Het wordt alsmaar later en later en tenslotte toont Cynthia hem de logeerkamer, waar ze net zolang met hem blijft keuvelen, totdat beiden spontaan elkanders kleren uitdoen en zij elkaar langdurig naakt omarmen, strelen en masseren. Zij lusten er beiden wel pap van en hun samenzijn wordt volop gevierd. 'Dit is wel even andere koek, dan met Tjitske', denkt hij, 'ik dacht dat Tjitske de heetste vrouw op aarde is, maar no way, deze lavaspuwende vulkaan overtreft haar duizendmaal!'. 'Wil je ook lid worden van ons genootschap?', proest zij er tijdens de heftige liefdesdaadbewegingen nog moeizaam uit. 'Nou, mijn lid denkt momenteel even ergens anders aan!', raaskalt hij zwetend en hijgend terug. Alle remmen gaan los en de hoogste pieken van de genotsbeleving worden bereikt en zelfs overstegen. Juist op dat moment wordt de slaapkamerdeur open gesmeten en komt Cynthia's vader vloekend en tierend naar binnen stormen. Cynthia begint hysterisch te schreeuwen en precies op het moment waarop Dirk Lenige zijn zwaard in de angstige, nahijgende borst van Bokke wil steken, wordt Bokke door oom Siebren teruggeflitst, wat nu ook zonder de tijdmachine blijkt te kunnen.

Oom Siebren, die hem met een glazen bol kon volgen, heet hem hartelijk welkom en vertelt hem, dat Cynthia Lenige altijd op haar mysterieuze dichter uit Amsterdam is blijven wachten, totdat zij op haar 25-ste door dysenterie overleed. De plotselinge, onverklaarbare verdwijning van die jonge Don Juan deed vader en dochter zodanig schrikken, dat zij meteen ontnuchterden en tot hun positieven kwamen. 'Ik zal haar vurige passie ook nooit vergeten!', zegt Bokke, 'Kunnen we even langs de Van Doniakerk kuieren?'. Even later wandelen een dolgelukkige oom Siebren, want zijn tijdmachine werkte en hij weet hoe hij een nieuwe moet bouwen!, en een dankbare, maar ook tamelijk verdrietige Bokke naar de kerk, waar Dirk Lenige is begraven en ergens ook Cynthia Lenige. Bij het grafzuiltje ter ere van Cynthia aan de zuidzijde van de Van Doniakerk legt Bokke een bos bloemen neer. 'Wát een dichteres, maar vooral wát een minnares!', verzucht hij en oom Siebren slaat een kruis en schenkt hem de flacon met berenburg.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
22 december 2021


Geplaatst in de categorie: emoties

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 48



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)