Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

MEEGENOMEN DOOR DE ZEE

Vlakbij de zee, misschien in Katwijk, Domburg of Oostende, woonde een oude man. Joost heette hij.
Gelukkig voor hem had hij veel vrienden. Maar vrouw en kinderen waren nooit in zijn leven gekomen.
Joost vermaakte zich elke dag. Vaak voer hij wat met zijn roeibootje heen en weer langs het strand.
"Vroeger had ik best verre reizen willen maken," peinsde Joost, terwijl de golven tegen de houten boeg spatten. "Maar ja, ik ben tevreden met wat ik doe. Elke keer dat ik met mijn bootje vaar, zie ik de zon in het woelige water schijnen: rood, goud- of zilverkleurig. Iedere dag ziet de zee er weer anders uit. Samen met de zon, wind en wolken biedt de zee steeds weer een verrassend en afwisselend schouwspel.

Op een morgen hingen er zware wolken boven de zee. Toch liet Joost zijn roeispanen flink op en neer gaan. Het roeibootje hobbelde over de hoge, rollende waterruggen. Joost werd hard voortgeduwd, telkens opgetild en neergesmakt. tot zijn grote schrik werden de golven steeds groter en woester.
"O, hoe zal ik me nu redden?" jammerde hij. "Ach, wat een wreed einde ga ik tegemoet!"
Joost zag niets dan huizenhoge schuimkoppen om zich heen. De storm werd almaar wilder.
Joost kon niet meer roeien. De hele dag door liet hij zich willoos deinen, dobberen en meenemen door wind en water. Het werd avond. Doodmoe ging Joost op de bodem van zijn bootje liggen. Koud water spatte over hem heen. Ook al voelde hij zich nog zo ellendig, tenslotte viel hij toch in slaap.
Dagenlang steigerde het bootje op de ziedende zee en werd meegesleurd door een heel sterke stroming. Joost had niets te eten en te drinken. Zijn honger en dorst waren dan ook bijna niet meer te verdragen. Het zoute zeewater was natuurlijk niet om te slikken. Maar gelukkig begon het eens hard te regenen. Joost liet heel wat druppels in zijn mond vallen.
De storm duurde nu al een week. Maar opeens was het windstil. Traag gleed Joost voort op een kalme zee. Het was een koude nacht. Aan de donkere hemel straalde het veelkleurig poollicht. Het bootje van Joost voer tussen grote ijsbergen. Het was duidelijk dat de storm hem een heel eind naar het Noorden had gebracht.
Daar zag Joost zo 'n mooie ijsberg dat hij zijn honger vergat. Die reusachtige brok ijs leek wel een paleis van kristal met mooie slanke zuilen langs de muren. Overal in die gladde glimmende wanden werd het poollicht weerkaatst. Joost meende allemaal paarse, gele en blauwe ramen in die ijsberg te zien!
Maar wat was er nog meer te zien? In de holten tussen de ijszuilen liepen levende wezens heen en weer, Joost werd erg bang... Die vreemde schepsels wilden hem vastgrijpen en mishandelen of gevangenhouden! Zulke griezels... Het waren net mensen, gemaakt van sneeuw en ijs!
"Wij zijn de wachters van deze ijsberg," sprak een van hen tot Joost. "Je maakt nu kennis met ons, de ijswezens. Op het ogenblik trekken we naar het Zuiden."
"Kunnen jullie me helpen om aan eten te komen?" vroeg Joost, die zijn honger weer begon te voelen.
"Zelf eten we nooit," antwoordde een andere ijswachter. "Daarom kunnen we jou geen voedsel geven. Wij zullen over een tijdje in zeewieren veranderen. Ja, zo gaat het met ons wanneer onze ijsberg smelt. Als zeewieren drijven we terug naar het Noorden om daar opnieuw ijswachters te worden. Dan zijn we weer zoals je ons nu ziet. Een tijd lang leven we op het poolijs en bewaken die witte wereld. Als we zin krijgen om weer eens zeewieren te worden, gaan we met een ijsberg mee. Nu weet je wie we zijn. Nee, jij kunt niet met ons mee. Maar we kunnen je wel iets geven."
De man pakte wat op en wierp het naar Joost. Dat ding kwam keurig in het bootje terecht.
"Wat een prachtige hellebaard!" riep Joost uit. "Dat wapen blinkt als zuiver zilver!"
Hij wilde de ijswachters danken voor hun geschenk. Maar dat kon niet meer. Een zeestroom voerde de kleine roeiboot van Joost snel van de ijsberg weg.

Nog steeds was het donker. Toch kon Joost zien dat er een boel zeehonden en grote vissen om zijn bootje zwommen.
"Aha, met mijn hellebaard ga ik wat van die dieren vangen," dacht Joost. "Dan zal ik eens lekker smullen."
Hij ging rechtop staan, wilde met zijn wapen toestoten. Alle zeehonden en vissen doken weg, waren verdwenen in de diepte.
Teleurgesteld ging Joost weer zitten. Het volgende ogenblik sperde hij zijn ogen wijd open. Wat kwam er over de duistere zee naar hem toe? Een geweldig ding, zo groot als een walvis, scheen hem te achtervolgen. Als een waanzinnige liet Joost zijn roeispanen draaien. Wie weet hoe gevaarlijk dat monsterachtige wezen was!
Urenlang roeide Joost zo hard hij kon. Dat was wel heel vermoeiend voor de oude man. Maar gelukkig bleek het roeibootje iets vlugger te gaan dan dat monster. Ja, de afstand tussen Joost en die geheimzinnige gedaante werd langzaam aan groter.
Het vroege morgenrood trilde in de kalme golven. Uitgeput liet Joost de roeispanen los en viel achterover... De arme man was tot niets meer in staat. Angstig wachtte hij af. Het monster zou hem aanstonds wel grijpen...
Er viel een schaduw over Joost heen. Nu zou het gebeuren! Joost kneep zijn ogen stijf dicht, gaf niets meer om zijn leven... Terwijl hij roerloos lag, meende Joost harde, sterke kaken om zich heen te voelen. Maar dat was niet zo.
"Wat kan dat zijn?' dacht hij. "Doet dat monster dan niets?"
Langzaam deed Joost zijn ogen open. Hij sprong overeind, stond paf! Het monster was geen verschrikkelijk dier! Vlak achter het bootje dreef een berg van griesmeelpudding; deze had, zoals eerder gezegd, zeker de grootte van een walvis.
Joost stak zijn hellebaard in dat bijzondere lekkernij en likte de punt af. Nooit in zijn lange leven had hij zo smakelijk gegeten!
De zeestroom duwde het bootje van Joost en de griesmeelpudding samen voort. Een hele week at Joost ervan. Drinken deed hij ook, want door het griesmeel sijpelde heerlijk vruchtensap.

Op een goede dag kwam Joost voor de kust waar hij woonde. De zon scheen warm en erg fel. Kwam het daardoor dat de griesmeelberg begon te blinken als het poollicht en tegelijk hard en broos werd? Van verrukking stootte Joost er met zijn hellebaard tegenaan.
Dat blinkende, raadselachtige ding viel uit elkaar in honderdduizenden stukjes, die wegzonken in het water.

Joost woonde weer in zijn gezellig huisje, heel tevreden. Elke dag liep hij over het strand of dobberde hij lustig heen en weer met zijn bootje. Behoefte aan reizen had hij helemaal niet meer.
"Elke dag zie ik de zee weer anders," dacht hij. "En dat mag voor mij genoeg zijn."
Met genoegen merkte Joost hoeveel mensen met duikmaskers onder water gingen zoeken. Die hadden wel gezien wat voor moois Joost had meegenomen om daarna in de zee te laten verdwijnen. Waren dat edelstenen of heel bijzondere kristallen?
"Laat hen maar duiken en speuren," grinnikte Joost. "Het is in ieder geval een leuke bezigheid, of ze nu wat van die verloren schat vinden of niets!"

Schrijver: Han Messie
20 april 2022


Geplaatst in de categorie: reizen

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 471



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)