EER AAN DE GRIEZEL
In de huiskamer speelde kleine Jaap van drie jaar heerlijk met zijn houten treintje. Van de tafel naar de kast... Dat was een reis van het grote weiland naar de hoge berg. Onder de tafel door: een lange, enge tunnel in!
"Auw! Auw! Au!" Jaap sloeg hard op zijn wangen en op zijn hals. "Weg, muggen!" brulde het jochie.
Ja, die nare diertjes hadden het op dat zoet geurende bloed van Jaap begrepen!
Gauw kwam moeder er vanuit de keuken aan gerend. Met een grote handdoek joeg ze die prikbeestjes weg.
Kijk, daar kroop een een duizendpoot over de vloer. Moeders voet ging dreigend naar het diertje, dat zich nog snel genoeg in een spleetje van de muur wist te verbergen.
De hele verdere dag had Jaap erge jeuk.
De volgende morgen maakte het treintje weer rondreizen in de kamer, geleid door bestuurder Jaap.
Daar kwam de duizendpoot van gisteren weer aan! Jaap wilde gaan schreeuwen. Maar van schrik en verbazing vielen zijn kaken op elkaar. De duizendpoot at een mug op, die vlakbij Jaaps hand zat.
Jaap bibberde. Want dat veelbenige diertje ging al kietelend over zijn vingers, naar zijn arm toe. Opnieuw hapte het een mug op!
Jaap griezelde, maar meteen verdween zijn bangheid.
"Mammie, kom eens gauw kijken! Die duizendpoot slokt muggen op. Laat dat beestje bij ons blijven wonen!"
Moeder kwam de kamer in, dacht even na:
"Gelijk heb je," prevelde ze. "Voortaan zijn duizendpoten in ons huis de geëerde verdelgers van ongedierte."
Geplaatst in de categorie: dieren