Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De wereldreis van Arvid Silber

Toen het moment van tederheid vervlogen was en zakelijkheid zich over de dingen om hen heen verbreidde, zei Ilma: 'Vind je het allemaal niet absurd?'
'Wat allemaal?'
Ilma haalde haar schouders op, wat eerder een vrouwelijk 'ach, ik weet het niet' was dan een teken van ongeduld, namelijk 'met jou kun je ook nergens over praten'.
'Natuurlijk hopen we ooit naar Honolulu te gaan', stapte Ilma op een ander onderwerp over.
'Wat moeten we daar' zei Arvid verwonderd.
'Eigenlijk niets, maar ik had de indruk dat je erin geinteresseerd was.'
'k leef al lang in het verleden. Mijn tegenwoordige reizen kunnen zogezegd alleen over de paden van het verleden verlopen.'
'Of bij mij naar binnen.'
'Maar ook daar beland ik meestal in een doodlopende straat', zuchtte de oude man.
'Het is niet anders, zo is de mens nu eenmaal gebouwd', troostte Ilma hem.
'Ook je herinneringen zijn doodlopende straten. Ze eindigen zo, dat je ze niet meer verder kunt ontwikkelen.'
'Je kunt altijd fantaseren.'
'Je moet je fantasieen onderscheiden van je herinneringen. Maar als je ze lang geleden hebt bedacht, hebben ze natuurlijk het volste recht om ook een herinnering te zijn.'
'Interessant, dat ik geen herinneringen heb', zei Ilma nadenkend.
Arvid zei niets. Hij had uiteindelijk geleerd te zwijgen. zoals alle andere oude mannen had hij in de eerste helft van zijn leven leren spreken, in de tweede helft leren zwijgen; in de eerste helft had hij beweging geoefend, in de tweede geestrijk stilstaan. Hij verstarde en zei: 'Ilma, stoor me niet, ik zou nu graag een beetje willen reizen.'
Ilma keek naar hem. Hij sloot zich dermate af dat ze niet kon nalaten te vragen: 'Waar heb je pijn?'
Maar Arvid was verdwenen en kon geen antwoord geven. Ilma schudde aan het achtergebleven omhulsel.
'Ben je nu in Honolulu?'
'Goed', mompelde Arvid vanuit de verte. 'Het telefoongesprek is aangevraagd, maar het zal een tijdje duren.'
De verbinding kwam echter vrij snel tot stand. Plotseling rinkelde de telefoon en Ilma nam de hoorn op: 'Met Ilma Silber', zei ze.
'Hallo, lieveling, ik ben het. Hoor je me goed?'
'Wat zei je? Horen of verhoren?'
'Heb je iets te vertellen?'
'Het is moeilijk om iets te vertellen door de telefoon. Laten we maar gewoon praten. Hoe gaat het met je?'
'Troosten de bruine vrouwen met hun onbedekte borsten je niet?'
'Als ik ver weg ben van jou kan niemand me troosten.'
'Je antwoord is nogal dubbelzinnig. Een paar vrouwen proberen je toch zeker wel te troosten?'
Gelukkig begon de telefoon te knetteren, misschien stroomde er een electrische orkaan door de kabel, zodat het eind van haar vraag in het kabaal onderging.
'Weet je, het is hier te heet, je kunt niet eens normaal nadenken. Je kunt alleen bij de ventilator rondhangen.'
'Je bent dus de hele tijd op je hotelkamer? Ga je helemaal de stad niet in?'
'Dat heb ik een keer gedaan. Daar is niets bijzonders te beleven. Alles is nog net zo als tijdens mijn vorige reis. De mensen houden een te lange middagpauze. Dat zal de Latijns-amerikaanse invloed wel zijn. Soms is alles uitgestorven.'
'Dat is de afwisseling met de uitbarstingen van hartstocht', zei Ilma jaloers.
Arvid dacht: ik moet haar meer aandacht geven, anders raakt ze vol slechte vloeistoffen, alleen een liefhebbende man kan die met zijn chemische stoffen neutraliseren. Hij verbrak de verbinding en Ilma keek Arvid geconcentreerd aan dat ze in het niets oploste. Maar Arvid vergat zijn plicht niet, hij stond van zijn zitplaats bij de haard en drong in Ilma binnen.
Hij duwde de poorten een beetje open. Zo ver dat hij erdoor kon. Achter de grote poorten waren kleine, die eveneens makkelijk opengingen. Zijn weg was begroeid met weelderige bosjes, roze brede bladeren hingen over hem heen en versperden hem soms de weg, hij moest ze naar beide kanten wegduwen. Arvid liep de weg tot het einde af, maar vandaar kwam hij niet meer verder. Ilma had terecht opgemerkt dat in de mens alle gangen doodlopende straten waren.
Maar er moest toch een mogelijkheid zijn, wist Arvid op grond van de vakliteratuur die hij gelezen had. Hij liep enkele tientallen passen achteruit en zag dat er een gang in de muur was. Maar deze opening was misleidend, want aan de achterkant was de gang afgesloten. Ergens moest een mechanisme te vinden zijn dat door deskundige hantering ervan de doorgang vrij zou geven. Arvid bevoelde het plafond en tastte met zijn handen van voren naar achteren. Nu en dan was het alsof er iets bewoog, alsof er een trilling door de gang ging, maar daarna trok die weer weg en lagen de gewelven onbeweeglijk.
Arvid begon uitgeput te raken en de wanhoop sloop zijn hart al binnen, toen er een lichte golving door de bosjes ging, alsof een regen sproeiende wind ze in beweging had gebracht.
En toen werd zijn inspanning beloond, hij hoefde geen kracht te gebruiken, maar werd met geweld de gang ingezogen. Vandaar belandde hij in een kasteel dat groot en trots kon zijn, maar in de periode tussen twee feesten in als een blaasbalg plat gevouwen was, zodat het minder plaats innam. Zo had de natuur zich gedurende miljoenen jaren geperfectioneerd, ze had praktische geest en rationaliteit ontwikkeld. Deze kennis maakte het voor Arvid echter niet eenvoudiger. Maar na ijverig zoeken vond hij twee openingen die verder leidden.
Twee is een slecht getal; welke van de beide wegen moest hij kiezen, waar zou de prinses hem sneller tegemoet komen? Voor hij kon beslissen, begonnen gewonde soldaten het kasteel binnen te druppelen. Het trotse gebouw werd snel in een lazaret veranderd.

Schrijver: Arvo Valton
Inzender: Menno Wester, 20 augustus 2002


Geplaatst in de categorie: actualiteit

2.7 met 11 stemmen 1.403



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)