Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Noah

De vakantie is bijna voorbij, nog twee korte daagjes en dan moet ik naar school; een nieuwe school om het nog erger te maken. Ik haal diep adem en de heerlijke boslucht dringt mijn neus binnen en bant zo mijn sombere gedachten uit mijn hoofd. Mister Ashton loopt snuffelend en kwispelend voor me uit. Hij kent het bos beter dan wie dan ook. Mijn ouders kregen hem bij hun huwelijk, van mijn grootouders van wie dit landgoed vroeger was. Het echtpaar kwam een maand na de plechtigheid om het leven door een auto-ongeluk met hun zwarte Bentley. Mijn ouders noemden het hondje Mister Ashton, daar stond mijn vader op. Hij wilde de puppy vernoemen naar de hond van mijn grootvader, Ashton, die ook om het leven kwam bij dat ongeluk. Mamma vertelde me later lachend dat hij meer om die hond heeft gehuild dan om zijn schoonouders, wat ik maar een vreemde, macabere gedachte vond.
Ik kijk omhoog langs de oude, fluisterende bomen en hun met mosbedekte stammen en zie dan door de kale takken een stukje van de blauwe lucht. Het maakt dat ik me klein voel, als een nietig radertje in een grote machine. Hetzelfde gevoel krijg je als je op een heldere nacht omhoog kijkt naar de heldere sterren die de maan omringen. Het is een lekker gevoel, vind ik, te weten dat je niet belangrijk bent, dan pas weet je immers dat je best wel eens een fout mag maken. Een kleine of een grote, het maakt niet uit, er zitten geen mensenlevens aan vast.
Ashton werpt een blik achter zich en ziet me stil staan en omhoog kijken, geduldig wacht hij op zijn baasje. Ik slenter verder, mijn ogen nu gericht op de open plek die ik in de verte al zie liggen. Een zwakke zon verlicht zwak het meertje dat een grillige ronde vorm heeft. Het bos is groot en is omheind door een groen ijzeren hek waarvan ik in de verte tussen de stammen vaag een glimp van opvang. Ik geniet van de ruimte, net als mijn hond.
Het verstikkende gevoel dat ik in Amsterdam voelde was moordend voor mij, hier voel ik me thuis, in de ruimte, in de natuur. Hier kom ik weer tot leven. Je moet me niet opsluiten, want dat trek ik niet.
Mamma wilde drie jaar geleden opeens verhuizen naar de stad, ik wilde niet, maar ze dwong me. Ik miste onze witte plattelandshuisje waar we zo lang in hadden gewoond en vooral de vakanties die we altijd hier doorbrachten; de herfst-, voorjaar- en zomervakantie. Mamma zei dat het te ver weg was en te lang rijden, maar ik wist dat ze loog. Ik had telefoongesprekken afgeluisterd en wist van mamma’s financiële problemen. Ze was verwikkeld in een heftige, felle ruzie met haar broer en nog meer met haar neef, Rocco. Hij eiste dat we naar hier kwamen, zodat hij en zijn vader voor ons konden zorgen. Maar ze weigerde trots als ze was. Ashton haatte het daar, in die drukke stad, net als ik en Dimitry.
Ik geloof niet dat mamma het naar haar zin had, ze beviel van Jordi in de kleine bedompte slaapkamer, de enige die de flat had. Ik en Dimitry sliepen in de woonkamer. Er was geen geld voor iets beters en mamma wilde niet naar oom Leopold. Toen nog niet.
Ik steek mijn handen in mijn zakken van mijn leren jack en duik weg in de kraag. Toen nog niet. Vannacht heeft het een paar graden gevroren. Ik sta aan de rand van de open plek en blijf aarzelend staan, niet in staat door te lopen. Een dun laagje ijs bedekt het meertje.
Opeens moet ik weer denken aan de vakanties die ik hier doorbracht. Bittere herinneringen overspoelen me. In de zomer zwommen we hier in het heerlijk koele water, mamma bracht dan een picknick mee en dan brachten we de hele dag door bij het water. Het was vooral leuk als we toestemming van oom Leopold kregen om de buurkinderen uit te nodigen. Twee jongens en een meisje. Rudi, Carlos en Rose. Vooral Rose en ik trokken veel met elkaar op. We waren als tweelingzusjes, met de jongens trok ik niet veel op. Carlos is een jaar jonger dan ik en vreemd genoeg weet ik me hem nog maar vaag te herinneren. Rudi is een jaar ouder dan ik, hij moet dus nu net zeventien zijn. Hem kan ik me voor de geest halen als een dunne, lange jongen met donkere haren en pukkels. Ik kon hem niet uitstaan en maakte dan ook altijd ruzie, fel als ik was en ben, vandaar dat ik mij hem waarschijnlijk nog wel herinner. Ik vond de jongens trouwens toch oninteressant en had toen waarschijnlijk thuis nog een vriendje zitten.
In de winter gingen ik en Dimitry vaak naar de grote boerderij van Rose haar ouders. Daar waren we altijd welkom en met haar vader kon ik altijd zo goed opschieten, ik herinner me nog de lange schaakwedstrijden die ik met hem heb gespeeld voor het knetterende haardvuur. Die vakanties waren altijd dolle pret. Pappa is maar één keer mee geweest, ik weet me daar niets meer van te herinneren, ik was dan ook maar twee jaar.
Eigenlijk kan ik me pappa helemaal niet meer voor de geest halen zonder de hulp van een foto. Hij stierf vlak voor mijn vijfde verjaardag. Echt gemist heb ik hem nooit, misschien vroeger wel. Mamma vertelde me een keer dat ik bij mijn zesde verjaardag aan haar had gevraagd of pappa nu wel een cadeautje kwam brengen. Toen ze me vertelde dat pappa nooit meer terugkwam werd ik kwaad en later verdrietig. Ik moet veel van hem hebben gehouden en juist daarom zit het me dwars dat ik niets meer van hem weet.
“Noah!” Mijn broer verschijnt tussen de bomen. “We gaan eten.” Ik zie de vermoeide trek op zijn gezicht en knik zwijgend. Hij werpt een snelle blik op het meertje, maar wendt dan snel zijn ogen weer af alsof zelfs de aanblik ervan hem al pijn doet. “Ashton!” De labrador volgt ons terwijl we langzaam naar het grote landhuis van mijn oom lopen.
“Heeft mamma nog gebeld?” vraag ik hem hoopvol. Hij schudt kort zijn hoofd.

Schrijver: Janneke, 3 februari 2003


Geplaatst in de categorie: kinderen

1.6 met 5 stemmen 1.649



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)