Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Een staat van volkomen verwardheid

Hij staat op de spoorbrug. Zijn zicht verdwijnt in het water, dat zes meter onder hem voorbij raast. Een touw, stevig vastgeknoopt rond de leuning van de brug, slaat door de wind tegen zijn been.
Alsof het om een ritueel gaat, haalt hij langzaam het koordeinde naar zich toe en schudt meewarig het hoofd.
De ijskoude regen heeft zijn vingers gevoelloos gemaakt. Als opwarming maakt hij met beide handen enkele klauw- en grijpbewegingen.
Wat hij van plan is, blijkt nu overduidelijk. De reeks van vloeiende handelingen waarmee hij met het touw omspringt, zet me aan het denken. Wellicht is het niet zijn eerste poging om zich te willen verhangen.
Even leg ik mijn verrekijker neer en leun achterover. Dit is de eerste maal dat ik geconfronteerd word met de consequenties van mijn oosters filosofisch denken: “Verhinder nooit een zelfdoding, niemand mag het wiel van de wedergeboorte verstoren.”
Hoe vaak heb ik die wijsheid niet verkondigd als de logica zelve, alsof het een fluitje van een cent is om in zulke omstandigheden je kalmte te bewaren. Moet ik nu lijdzaam toezien hoe zo’n 100 meter verderop iemand zich verhangt?
De onrust in me neemt toe. Opnieuw gris ik mijn verrekijker van de vensterbank en kijk met een kloppend hart naar de spoorwegbrug. Ik zie dat hij schijnt te twijfelen. Opnieuw schudt hij het hoofd en kijkt naar de vakkundig geknoopte strop.
Allerlei gedachten flitsen door mijn hoofd. Steeds had ik gemeend zo’n tafereel stoïcijns te kunnen aanschouwen. De zelfmoord van mijn vader op zijn vijfenzestigste bleek plots minder goed verteerd te zijn dan ik gedacht had.
Een plotse opwelling van hoop en opluchting doet me uit mijn zetel opveren. Met snelle vingers zie ik hoe hij het knoopwerk ontrafelt terwijl hij onderzoekend om zich heen kijkt. Het is me duidelijk dat hij op zijn voornemen is teruggekomen.
Ook het regenen heeft opgehouden. Alsof de hemel zich in het drama gemengd heeft, wordt de spoorwegbrug overkoepeld met de pracht van een zelden geziene kleurrijke regenboog.
De behoefte om met die man te praten kon ik niet langer onderdrukken. Vliegensvlug ren ik de straat op, maar zodra de man in mijn gezichtsveld komt, beweeg ik me verder met een slenterige wandelpas terwijl ik onverschillig rondom me kijk.
Met een leeg hoofd nader ik mijn doel. Wat beweegt me toch om met die man te willen praten? Wil ik hem laten delen in het vleugje optimisme dat me de laatste tijd opmontert? Moet ik hem vertellen over hoe mooi het leven kan zijn en wijzen naar de regenboog die het ultieme bewijs is dat er na regen zonneschijn komt?
Stel je voor dat hij me in verlegenheid brengt door uit wijden over de pijnvolle korte tijd die hij misschien nog te gaan heeft. Of dat ik het verhaal moet aanhoren van ondankbare kinderen die nooit meer naar hun vader omzien en hem verweesd hebben achtergelaten?
Nog vier stappen ben ik van hem verwijderd, en met een ontwapende blik kijk ik de oude man recht in de ogen. Mijn vriendelijke groet wordt echter beantwoord met de eerste woorden van een nors klinkende vraag die hij eensklaps afbreekt om met grote ogen over mijn schouders te kijken.
Op enkele meter achter me had tot mijn ontzetting een politiecombi halt gehouden. Wellicht heeft de fixatie op die ongewone ontmoeting mijn zintuigen buiten werking gesteld.
Twee struis gebouwde agenten stappen met zelfzekere passen op de man af.
“Heren?” zeg ik op een smekende toon, “is dat nu werkelijk nodig? Laat hem… hij is toch geen misdadiger?”
Verbouwereerd kijken beiden me heel even aan en houden op een armlengte van de oude man halt. “Zo’n vier kilometer stroomafwaarts zijn twee kikvorsmannen op zoek naar het lijk”, zegt tot mijn stomme verbazing één van de agenten tegen het oudje die hij bovendien met commissaris aanspreekt.
“Het touw is afgebroken, zo rot als snot, niet eens sterk genoeg om een hond op te hangen”, antwoord hij kuchend. “Maar het knopen van een strop ben ik nog niet verleerd”, voegt hij er grijnslachend aan toe.
“De enige getuige van deze wanhoopsdaad is met een lichte schok naar het hospitaal gebracht” zegt één van de agenten. “Hopelijk weet hij ons later nog meer te vertellen” gromt de man in wie ik nog steeds geen hoge politiefunctionaris kan zien. Eensklaps wendt hij zich tot mij en vraagt: “Ik had de indruk dat je me iets wilt vragen jongeman?” “Né… neen” stamel ik in een staat van volkomen verwardheid, “ik kom hier toevallig langs.”

Schrijver: Leo Duym, 9 oktober 2003


Geplaatst in de categorie: algemeen

3.2 met 13 stemmen 1.630



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)