Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Tasmanië II

29-3
We hebben net de bushwalk naar Kelly's Basin gemaakt. Vroeger (1897-1920) liep hier een treinrails van het spooksstadje Linda naar de zee.Om de schatten van de aarde over zee te vervoeren. Van die rails was weinig meer te zien. Alles was overgroeid door een oogverblindend groen regenwoudgewas. Mooi hoor. Heel veel varens. Heb helaas nog geen aap gezien maar die schijnen hier ook niet voor te komen. Langs ons 'pad' liep een robuuste rivier. Of eigenlijk maakten we een pad langs de rivier. Nog een wonder dat ik door geen spin of slang gebeten ben. En als dat zou gebeuren..ja dan is dat jammer maar binnen twee dagen rijden is hier geen ziekenhuis te vinden.
Op sommige plekken in het bos was het zo stil dat je er bijna achterdochtig van werd.. Alsof een nucliare fabriek hier al het leven heeft weg gevaagd, Dat zou ook de nuonachtige tinten groen verklaren.
Na een halve dag lopen kwamen we aan bij het spookstadje Kelly Bassin. Enkele muren stonden nog overeind. Her en der verspreid lagen enkele koperen fabrieksketels. Al een tijdje hoorden we vrij in de nabijheid de zee klotsen. Volgens onze kaart was dat niet mogelijk maar na eentijdje ons gehoor gevolgd te hebben kwamen we uit bij een zeearm (of was het een extra breed gedeelte van de rivier?). Er liep een oude stijger een eindje het water in. Hierop hebben we lunch genuttigd. Heel apart. Je hoort helemaal geen geluiden die van mensen afkomstig kunnen zijn. Geen auto geruis, geen stemmen, vliegtuigen. Alleen het ruizen van de wind en de roep van enkele exotische vogels. En de zee natuurlijk. Als ik de vrouw van mijn dromen was tegengekomen zou ik op zo'n plek makkelijk met haar oud kunnen worden. Ik heb niet veel nodig. Alleen een beetje liefde en de natuur. Na verloop van tijd zou ik wel gek zijn geworden van de stilte maar gek zijn heeft ook zijn charmes.

Na een flinke lunch van Noodles met Noodlessaus en Noodlespudding (we hadden inderdaad dat veel te zware gasstelletje meegenomen..) besloten we weer langzaam terug te keren naar het basiskamp. De terugweg was haast nog mooier dan de heenweg. Het werd warmer en broeieriger. Een beekje langs ons pad bracht uitkomst. We trokken onze kleren uit en doken enthousiast in het (erg!!) koude water. Na een tijdje geploeterd te hebben hees ik mezelf op de wal. Ik bemerkte al snel dat mijn benen een vruchtbare voedingsbodem vormden voor een dozijn bloedzuiger. Dit waren geen kleine jongens. Gemiddeld 5-6 centimeter lang. Omdat Jaap vaak naar Mac Guiver had gekeken wist hij dat je ze er met een sigaret moest afbranden. Dat hielp wonderwel! Ze vielen als bosjes naar beneden.
Het werd donker en we hebben de binnentent (goed tegen de muskieten) ergens opgezet. Ik ben in slaap gevallen met een regenwoud concert van krekels. Af en toe hoorden we een onbestemde krijs. Zal wel een Tasmanian Devil geweest zijn. Het was zo onwerkelijk donker, afgewisseld met onstadse stille periodes dat je er haast bang van werd.. Van al die noodles waren mijn darmen een beetje van streek en ik besloot even te gaan ontlasten. Ik ben niet echt bang aangelegd maar ik ging niet verder dan twee meter bij de tent vandaan mijn behoeftes doen. Als je verder ging zak ik geen steek meer.. Dat was de volgende dag dus een beetje uitkijken.
De nacht hebben we overleeft en tien uur later kwamen we weer bij onze trouwe zebra aan. Hij had zich waarschijnlijk goed vermaakt want hij stond nog op precies dezelfde plaats.
Het duurde even om het 22 jaar oude aggregraat van onze Zebra (Ford Falcon '79) weer aan de praat te krijgen maar toen hij eindelijk aansloeg ronkte hij er vrolijk op los. Het was wel even schrikken toen we de kilometerstand aflazen. De benzine meter was kapot en we hielden onze brandstofvoorraad in de gaten met de kilometerstand. Op een volle tank (65 liter) kwamen we ongeveer 400-450 kilometer ver. Afhankelijk van wie er reed. Nu zag ik dat we al 400 kilometer hadden gereden. De dichtsbijzijnde benzinepomp was in Queenstown, ongeveer 150 kilometer terug. Het reserve tankje van 5 liter zou nu eindelijk van pas komen. We besloten het er maar op te wagen. Ik kroop achter het grote wiel, keerde de auto en reed met een zo constant mogelijke snelheid over het 4wd pad terug. Door de regen die de afgelopen dagen was gevallen was het pad her en der veranderd in een grote modderpoel. Het was dus zaak om niet stil te komen vallen. Overal met berekende snelheid doorheen jakkeren deed wonderen. We zagen nu de natuur langs het pad waar we enkele dagen geleden in het holst van de nacht overheen waren gekomen. Als we in een landrover hadden gezeten hadden toevallige voorbijgangers ons kunnen verwarren met deelnemers van de Camel Trophy. Wat een wildernis.
Later zagen we op de kaart dat het deel waar we doorheengekomen waren deel uit maakt van een natuurpark dat op de World Heritage List staat. Dat schijnt een lijst te zijn van natuurparken waar alleen de minst vervuilde en meest bijzondere stukken natuur op staan. Over de hele wereld zijn er zes ofzo..
Na veel geglibber en geglij bereikten we eindelijk de verharde (gravel-)weg. Het werd steeds moeilijker om een constante snelheid aan tehouden. De weg klom en daalde meer en meer. We begonnen al hele rampenplannen te bedenken voor het geval dat we zonder benzine kwamen te staan. De afgelopen uren hadden we nog geen mens gezien, laat staan een bordje met: "Queenstown 5 km".. De dagteller klom van 470 km naar 490 naar 520. Nog steeds deed de zebra datgene waar ze zo goed is was: rijden. Met zweet in de handen kwamen we Queenstown binnen kachelen. En wat denkje.. in het hele dorp geen pinautomaat te vinden.

Schrijver: Jeroen Fledderus
Inzender: Jeroen Fleddérus, 8 januari 2004


Geplaatst in de categorie: reizen

2.9 met 19 stemmen 1.224



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)