Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Klein zelfportret

Volgens Benvenuto Cellini, die op zijn 58e een prachtige autobiografie heeft geschreven, kan een mens met goed fatsoen vóór zijn 40e niet aan een autobiografie beginnen. Ik waag het er toch op, misschien omdat ik niet fatsoenlijk ben, misschien omdat ik bang ben de 40 niet te halen. Het wordt wel een minuscule autobiografie, bestaande uit ongeveer net zo veel woorden als het aantal jaren dat Methusalem leefde (ook in de nieuwe Bijbelvertaling zijn dat er nog steeds 969).

Ik ben geboren in Zeeuwsch-Vlaanderen. Het vervelende aan Zeeuwsch-Vlaanderen is dat het Zeeuws is; het leuke eraan dat het Vlaams is. Het landschap doet vooral Vlaams aan. Terneuzen is de grootste en lelijkste stad van Zeeuwsch-Vlaanderen en laat dat nou precies de stad zijn waar ik geboren ben. De plaats waar iemand geboren wordt en opgroeit is belangrijk; het tekent een mens voor de rest van zijn leven.
Tot mijn twaalfde ben ik eigenlijk altijd alleen. In jongens ben ik niet geïnteresseerd, in meisjes evenmin. Alleen meester Hollema vind ik een lieve man. Met hem zou ik later wel willen trouwen, neem ik me voor. Reden te meer om me voor het moment over mijn eenzaamheid geen zorgen te maken.
Als ik zeven word krijg ik voor mijn verjaardag een atlas cadeau. Mijn ouders willen klein beginnen en geven mij dus een atlas van Nederland: afgezien van kleine stukjes België en Duitsland staat de rest van de wereld er niet in. In ongeveer één jaar tijd leer ik de namen van alle steden, dorpen, gehuchten en rivieren uit mijn hoofd. Op zeker moment weet ik precies hoe je van Paessens in Berg en Terblijt moet komen, of van Waterlandkerkje in Moddergat. Maar als ik in plaats van in de atlas te kijken uit mijn neus begin te peuteren, en de inhoud van mijn neus op de detailkaart van Zuid-Limburg smeer, krijg ik alsnog een wereldatlas cadeau. Vanaf dat moment kan ik de grens over, en is het hek van de dam. Ik reis van Maastricht naar Luik, van Luik naar Bastogne en verder zuidwaarts naar zoiets exotisch als Frankrijk. Want het zuiden lokt, en hoe! Prachtige namen kom ik tegen: Aix-en-Provence, St. Arnoult-en-Yvelines... wie kan daar nu niet van dromen, wie zou daar niét onmiddellijk naartoe willen gaan? Ik snap dan ook niets van mijn klasgenoten, die met het lelijke Terneuzen tevreden lijken te zijn en voor wie de wereld voorbij Sas van Gent op lijkt te houden. Een beetje zoals men in de 14e eeuw nog dacht dat je van de wereld af zou vallen als je de Canarische eilanden voorbij zou varen. Eigenlijk zijn mijn klasgenoten middeleeuws. Rare, brave, middeleeuwse Terneuzenaren!
Geduldig besteed ik de jaren die volgen aan een zorgvuldige studie van de topografie van de aardbol. Ik kom in Rome terecht, zie foto's van onwaarschijnlijk oude tempels. Een beetje tegen mijn wil beland ik in Samarkand, het lijkt me daar onherbergzaam. Ik reis door de Outback. In Patagonië woont bijna geen mens: zou God zich dáár schuilhouden? In die tijd ben ik namelijk nog zeer gelovig en houden dit soort dingen mij bezig.
Maar ik moet volwassen worden, ik word een puber. Er begint haar te groeien op plaatsen waar ik dat helemaal niet wil.
Op de middelbare school kom ik bij een jongen in de klas te zitten, Marcel. Hij heeft prachtige blonde lokken. Ze glimmen in de zon als hij over het schoolplein loopt, verder heeft hij een mooie nek, en jukbeenderen die door voornoemde Cellini gebeeldhouwd lijken te zijn. Hoe knap! Hoe goddelijk zijn glimlach! Hij is ook slim. Maar hij ziet mij niet staan. En aangezien het huwelijk met meester Hollema al lang op losse schroeven is komen te staan, bereid ik me stilletjes voor op een leven in eenzaamheid. Wie zou met deze geflipte topografe in godsnaam in het huwelijk willen treden?
Maar dan komt Bartje in beeld. Iedereen noemt hem Bartje omdat hij zo klein is, want eigenlijk heet hij gewoon Bart. Ik vind Bartje meteen bijzonder en hij mij. Ironisch genoeg komt hij uit het gehucht Reuzenhoek en dus noem ik hem weldra "mijn reus" ook al is en blijft hij dan klein. Bartje wil de wijde wereld intrekken, veel studeren, lezen en reizen. Dat is precies wat ik ook wil. Voor het eerst in mijn leven buig ik me samen met iemand anders over de atlas, uren achtereen. Ik ben niet langer alleen.
We gaan, in onze dromen én - een aantal jaren later - ook in werkelijkheid, naar Spanje. We willen sinaasappelbomen zien, woeste kloven, besneeuwde bergtoppen, witte huizen, kerken en mediterrane kusten. Bartje heeft Don Quichot gelezen en hoopt in de voetsporen te kunnen treden van deze vermaarde beroepsdromer. Hetgeen hem overigens ook zal lukken.
We gaan in een dorp wonen, niet zo ver van de stad V., in het zuiden van Spanje. De mensen zijn hier veel aardiger en rustiger dan in Terneuzen, ze lijken ook gelukkiger te zijn. Ik beland in een andere wereld, in een andere tijd lijkt het wel, en leer een andere taal spreken. Vanuit Spanje bereizen we de halve wereld. De atlas, zou je kunnen zeggen, is wereld geworden.
Nog steeds doen we allebei niets liever dan dromen - behalve gelóven in die dromen en ze verwezenlijken, dát doen we inmiddels nog liever.
Ik ga sociale geografie doceren aan de universiteit van een Spaanse stad. Bartje wordt gids in de bergen. Kinderen willen we niet, want die blèren, ook in Spanje. Bovendien: Bartje en ik zijn nooit met elkaar naar bed gegaan.

Gisteren zei mijn arts tegen mij dat ik nog een half jaar te leven heb. Spaanse artsen op het platteland draaien zelden om de hete brij heen.
In mijn testament staat dat ik graag zou willen dat mijn leven gezien wordt als een monument voor de speelsheid, als een ode aan de 'homo ludens'. Of, om Pablo Neruda te parafraseren:

"Ik beken, ik heb gedroomd."

Schrijver: Floortje Garschagen, 4 november 2004


Geplaatst in de categorie: vrijheid

2.9 met 21 stemmen 1.726



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)