Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Jonge liefde in de kerk

In het dorpskerkje van Materborn in het Rijnland waren in februari 1945 zo’n 500 dorpelingen ondergebracht. Ik was er door ons Military Government detachement op mijn eentje achtergelaten om een oogje in het zeil te houden.

Het behoorde o.m. tot mijn taak om met de slager en een paar oude mannen mee te gaan als er een in het wild lopende koe of varken moest worden gevangen en geslacht. Dat was met zoveel mensen om de paar dagen wel nodig. Het leverde gekke Wild West-taferelen op, met een soort koddige cowboys op koeienjacht.

De andere geëvacueerden mochten de kerk alleen even uit om hun behoeften te doen in de latrines die ze zelf hadden gegraven. Ik moest dan, met de stengun in de hand, mee om te zorgen dat ze niet wegliepen.

Een bejaarde (voor mijn 20-jarige gevoel tenminste) pastoor fungeerde als organisator en woordvoerder en probeerde de moed erin te houden. ‘sAvonds sprak hij vanaf de preekstoel een gebed en zegende zijn kudde die uit vrouwen, kinderen en oude mannen bestond.

Daarna trok hij zich terug in de kleine sacristie, die als keuken was ingericht en bad daar zijn brevier. De mensen in de ijskoude kerk (februari!) zochten op stro tussen de banken een slaapplaatsje, meestal spoedig gevolgd door de pastoor die heel toepasselijk bij het altaar sliep.

Soms bleef hij wat met me praten. Omdat ik r.k. ben opgevoed, hadden we een goed contact. We hielden bijvoorbeeld allebei van literatuur. Het waren ondanks alles onvergetelijke avonden. In de sacristie brandde een armzalig kaarsje en buiten gromden de kanonnen. Vanuit de kapotgeschoten kerkje (het halve dak was eraf) klonk het ijle, klagelijke krijten van kinderen en het gerochel van bejaarden.

Om de beurt citeerden de pastoor en ik dan Duitse en Nederlandse gedichten. Even besefte ik hoe waanzinnig oorlog toch is. Toen ik zoiets tegen de oude zieleherder zei en wij het over de schuldvraag kregen, keek hij me vermoeid aan en fluisterde: ‘Wij Duitsers zijn een goddeloos volk, wij hebben verdiend veel te lijden. Wij zijn niet het edele volk van denkers en dichters, zoals wij onszelf graag presenteren. Onze grote filosofen waren allemaal negatieve geesten.’

In de sacristie hadden de dorpelingen zowaar een heus bed met kussen en dekbed neergezet. Ze gunden hun jonge, geuniformeerde bewaker blijkbaar een goede nachtrust. Misschien wel om me gunstig te stemmen, wie weet. Per slot wisten ze ook niet wat ze van hun overwinnaars konden verwachten. En hoe dan ook hoorde ik bij die overwinnaars.

In diezelfde gewijde sacristie speelden zich niet alleen hoogculturele zaken af... Op een avond was ik even afgelost en opgehaald om wat te drinken met mannen van ons detachement dat een eind verderop was ondergebracht. Toen ik laat terugkwam in de sacristie, alleen verlicht door zwak maanlicht, ontwaarde ik een krullebol op mijn hoofdkussen.

Het was Trude T., een knap meisje van mijn leeftijd, dat in de keuken hielp en met wie ik wel eens flirtte, niettegenstaande Montgomery’s ‘non-fraternisation order’, het verbod om met Duitsers te verbroederen. Ze had me verteld dat vijf van haar zeven broers gesneuveld waren, een hard feit dat me bevestigd werd door de pastoor.

Natuurlijk was ik geen onmens en heb ik geprobeerd haar die nacht te troosten. Making love in een sacristie, zou dat een dubbele doodzonde zijn? De pastoor heeft er niets van gezegd, terwijl hij beslist wel in de smiezen had dat er iets moois was opgebloeid tussen Trude en deze Nederlandse tolk. Al was die bloei maar van korte duur.

P.S. Nog een uitspraak van die pastoor die ik nooit zal vergeten. Hij vroeg me eens of ik staande kon slapen. ‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ik.

‘Dann sind Sie kein guter Soldat!’, klonk het toen uit de priesterlijke (maar ook erg Duitse) mond.

Schrijver: Martin Deelen, 8 februari 2005


Geplaatst in de categorie: oorlog

3.2 met 6 stemmen 958



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)