Mislukte afkick
Het was in het voorjaar precies een jaar geleden dat ik er niet meer tegenop kon. Mijn partner had het wel gezien met mij. Vrienden hoefde ik niet meer onder ogen te komen, om van familie maar niet te spreken; die bleef ik uit de weg.
Niet reageren op telefoontjes dus, noch op de deurbel. Stekker uit het stopcontact.
Reden van dit alles was mijn hopeloze drankzucht, waardoor het op geen enkele manier prettig was om met mij om te gaan.
Vreemd genoeg overviel mij bij dit alles een ambivalent gevoel: enerzijds was ik blij van iedereen af te zijn zodat ik nu ongelimiteerd mijn gang kon gaan, anderzijds was er ook nog zoiets als werk – oproep na oproep viel door mijn brievenbus; de kwaadaardige buitenwereld wenste me niet los te laten.
Natuurlijk wist ik wat me te doen stond: naar het consultatiebureau. Het telefoonboek hield ik zeker vijftig keer dicht bij mijn ogen, maar het nummer van het consultatiebureau kon ik maar niet vinden.
Ik belde inlichtingen.
“Het consultatiebureau,” hijgde ik.
“Wat zegt u, mevrouw?”
“Consultatie bureau, ik wil ze spreken.”
Ik hing in het telefoonstoeltje, ziek, zwak, maar uiteindelijk kreeg ik het nummer.
“Met het consultatiebureau voor alcohol en drugs.”
“Ik, weet u, ik kan niet meer…”
“Hoe bedoelt u dat, mevrouw?”
“De drank!”
“Vertelt u maar uw probleem daarmee.”
“Ik ben óp, ik kán niet meer, ik kan me zelfs niet meer in het openbaar vertonen, ik ben totaal opgebrand, ik kan… begrijpt u me toch, ik kan nauwelijks meer lopen!”
“Zullen wij een afspraak maken?”
“Hu?” vroeg ik vrij stupide, meteen denkend aan de taxikosten.
“Ja, ’n afspraak, momentje, ik zal eens kijken wanneer het uitkomt… volgende week vrijdag, schikt dat?”
“Nee, nee, nee,” jammerde ik, “ik wil opgenomen worden.”
“Bent u verzekerd?”
“Ah, eh, begrijpt u nu eens, ach nee, laat maar gaan…”
Ik strompelde terug naar mijn bed.
Drie dagen lag ik daar, huilend, zwetend, niets drinkend dan water.
Wanneer ik aan eten dacht, overvielen mij meteen braakneigingen.
Nooit in mijn leven heb ik mezelf zo gehaat als toen – nee, geen leven zo.
En nu?
Een jaar verder?
Weer is het voorjaar, en nu pas weet ik mijn weetje: ik kan niet leven zonder drank.
Wel zonder partner. Zonder vrienden. Zonder familie. Zonder werk.
Mijn kroegmakkers zijn de enigen die ik zie.
“Schenk tante Ans ook nog eens in,” zeggen ze goedig.
Taal naar mijn dorstig hart!
Geplaatst in de categorie: maatschappij