Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Fragment uit de roman een Subversief Aureool

Dit is een fragment uit de roman Een Subversief Aureool. Het boek speelt zich grotendeels af in een kliniek voor alcoholisten.
zie ook

www.lichteberg.nl

Fragment 2
NIEMAND WEET

"Dries, Dries", roept opeens een vreemde stem, ouder dan Methusa­lem, "Dries je bent je pil vergeten".
De pil! Bas, de jonge blaag, staat met een blad vol pillen voor mijn neus. Anthabus of refusal. Er bestaat nog een derde pil, de mooiste van allemaal. Immer vergeet ik die pillen. Pillen tegen drinken. Het gaat om anthabus ditmaal. Wanneer je zo'n pil slikt en vervolgens alcohol drinkt dan raak je ziek. Een soort van omgekeerd Pavlov-effect.
"Mijn pil? Refusal bedoel je"?
"Volgens mij slik jij toch anthabus"?
Jawel anthabus, de meest geniepige onder die pillen. Na het slikken van zo'n pil kun je de drank voor de komende vijf dagen wel vergeten.
"Ik ben dat helemaal vergeten Bas", zeg ik, "omdat de tijd mij vanmorgen ontschoot. Het is
hier soms zo druk, dat ik het allemaal nauwelijks nog kan volgen".
Ondanks zijn begrip toont Bas zich enigszins verbolgen. Hij wijst mij er op dat het vergeten van zo'n pil vaak het begin van ontsporing inluidt. Ernstig schetst hij de gevaren waaraan ik ten prooi dreig te vallen. Zelfs Roel, de vrolijke therapeut, die even bij ons komt staan, schiet in de lach.
"Bas is onze Benjamin, Dries".
Grappig. Dat vindt Roel ook. Alleen Bas kan er niet om lachen. Hij loopt topzwaar door het leven. Er altijd op uit zijn aller reusachtigste best te doen. Na de pil in ontvangst te hebben genomen gaan onze wegen uiteen en voert mijn pad naar info psycho. "Heel basaal", zegt de therapeute met de paddenogen opeens tegen me.
De betekenis van het woord ontgaat me.
"Waarom ze dat zegt Dries", helpt Frank haar duiden, "is dat je domweg niet gelukkig van jezelf mag zijn".
Hier hoor ik van op. Even kijk ik van Frank naar Irma die mij bemoedigend toeknikt.
"Herken je dat Dries", vraagt ze vriendelijk.
Zes mannen en een therapeute. Ze kijken me allen zeer verwachtingsvol aan, alsof ik met een antwoord subiet mijn geluk zal hervinden. Aarzelend schraap ik mijn keel, blik de groep in het rond zonder een bevredigend antwoord te kunnen vinden. Geluk. Hoe definieer je zoiets? Een staat van welbevinden misschien? Of een extatisch genot in het aangezicht van de schepper, aangekondigd door hemels bazuingeschal? Naarstig speur ik in mijn geest en keer weer bij het kind dat ik ooit ben geweest. Datzelfde kind neemt me bij de hand en voert mij terug langs dauw natte velden op zoek naar paardengras voor de konijnen die mijn moeder hield. Elke ochtend met zonsopgang trok ik erop uit, gewapend met emmertje en mes. Het door de dauw weerkaatste zonlicht vormde een flonkerende paarsachtige transparante deken waaronder het gras desondanks haar groen wist te behouden. Die sereniteit van toen, het opgetogen kind dat elke ochtend blij verrukt de nieuwe dag omhelsde, dat jochie is een droeve dood gestorven.
"Ben je verdrietig", vraagt Irma.
Een collectieve spanning trekt door het groepje mannen, alsof ze bang zijn dat ik op het punt sta in tranen uit te barsten wat ik geenszins van plan ben.
"Een beetje wel. Ik vind het zo'n rare vraag. Ik weet niet wat geluk is. Jaren geleden kreeg ik eens een broodje kaas en dat ervoer ik als het summum van geluk. Ik bedoel, geluk kan in zoiets kleins verscholen liggen".
"Heel mooi ja, dat zeg je heel mooi, en dat is ook zo", wijst Irma, "maar toch geef je niet echt antwoord. Mag je gelukkig zijn van jezelf"?
"Ik weet het niet Irma", antwoord ik korzelig, "als ik al niet weet hoe ik dat moet definiëren"?

Schrijver: Leo D. Lichteberg, 6 april 2005


Geplaatst in de categorie: lichaam

3.5 met 6 stemmen 1.877



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)