Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

W.F. HERMANS over NELSON MANDELA en "Apartheid", uit Hermans-magazine(fragment), jaargang 8, nr.30, mrt. 1999, blz.56/57;

De eerste keer dat Hermans zich op schrift uitliet over de Apartheid in Zuid-Afrika was in Podium(jrg.16, nr.4, januari 1962) waar hij in zijn rubriek ‘Kleinigheden’ een soort beginselverklaring aflegde.

Hem was al eerder opgevallen schreef hij dat hij zich gemakkelijker kwaad maakt over kleinigheden dan over opzienbarend onrecht dat actiecomités in het geweer brengt. Zo had hij zich niet bijzonder opgewonden over ‘het beroemde schuttersfeest in Sharpeville’ waarbij de Zuid-Afrikaanse politie op 21 maart 1960 negenenzestig zwarte demonstranten doodschoot. Er zijn nu eenmaal, aldus Hermans, te veel mensen, en dat er ‘van tijd tot tijd een paar worden opgeruimd’ spreekt vanzelf.
‘Bovendien, als de politie en menigte allebei blank zijn, of allebei zwart, wordt er ook wel eens geschoten, of als de menigte blank is en de agenten zwart – wacht maar Suidafrikaantjies!, dat komt nog.’

Hermans zei veel meer geschokt te zijn door twee kleine berichten in het Algemeen Handelsblad van 4 december 1961.
Het eerste ging over een zeventienjarige Zweedse zeeman die tot acht stokslagen was veroordeeld wegens een poging tot overtreding van de Zuid-Afrikaanse wet die geslachtelijk verkeer tussen blanken en niet-blanken verbiedt.
Het tweede betrof het commentaar bij een foto waarop de Engelse koningin danste met president Nkrumah van Ghana. Een Zuid-Afrikaanse krant die de foto afdrukte, schreef erbij ‘een vernederend gebrek aan waardigheid.’ Een andere scène, waarop de beide staatshoofden elkaar de hand schudden, werd door de censor uit de Zuid-Afrikaanse bioscoopjournaals geschrapt.

Hoewel Hermans de lijfstraf voor de Zweed als ‘middeleeuws’ en ‘barbaars’ kenschetste, stoorde hij zich toch meer aan het tweede bericht. ‘Dit toont zonneklaar dat de apartheidspolitiek niet, zoals wel beweerd wordt, voortkomt uit sociologische noodzaak of uit het streven het gekleurde volksdeel betere woongelegenheid te verschaffen, enz., enz, enz., maar uit de angst van psychopathologische sadisten die hun eigen obscene fanfasieën niet aandurven.’

Meer dan twintig jaar later werd Hermans in een interview voor de Zuid-Afrikaanse radio, opgenomen op de dag voor zijn vertrek 31 maart 1983, maar pas later uitgezonden, gevraagd of hij overeenkomsten zag tussen de bruine en zwarte letterkunde in Zuid-Afrika en de Surinaamse letterkunde in Nederland.
Hermans: ‘Ik ben u eigenlijk erg dankbaar voor die vraag en ik schaam me ontzettend dat ik er geen goed antwoord op weet. Inderdaad is er in Nederland sprake van een Surinaamse, wat je zou kunnen noemen, een Creoolse letterkunde. Maar het verschil is natuurlijk dat Suriname inmiddels een onafhankelijke republiek is geworden en dat de zogenaamde zwarte letterkunde in Zuid-Afrika meestal, naar mijn indruk, wordt voortgebracht door mensen die zich niet beschouwen als vrij te zijn.
Wat ik daar verder op moet zeggen weet ik niet, maar dit lijkt mij een fundamenteel verschil.’

En toch ging het nog mis.
Hoewel hij Zuid-Afrika in 1983 allereerst bezocht om er lezingen te geven over zijn werk en hij daarnaast enkele excursies maakte als fysisch-geograaf, liet hij zich bij terugkeer verleiden tot boude politieke uitspraken. En hoewel Hermans meermalen beweerde geen verstand te hebben van politiek, leek hij zijn gesprekspartners af en toe ook duidelijk te willen provoceren.
Het geruchtmakende televisie-interview met Adriaan van Dis(13/04/1983) was daar een voorbeeld van. Ook een ingezonden brief van hem in NRC-Handelsblad(08/08/1983) was kennelijk met die opzet geschreven.
In die brief gaf Hermans de Amsterdamse burgemeester Ed van Tijn ervan langs omdat deze in een lezersbrief(Hbld.19/07/1983) geschreven had over de beroemdste gevangene van het Robbeneiland, Nelson Mandela.
‘Dankzij leugenachtige voorlichting denkt menigeen in Nederland dat het Robbeneiland zoiets is als het Duivelseiland van de Dreyfus-affaire, een moorddadig enzaam oord, waar een onschuldige gevangen gehouden wordt op water en brood. Ook Ed van Tijn blijkt dit te denken, maar niets is minder waar.’

Volgens Hermans was er op Robbeneiland en moderne gevangenis die van alle gemakken was voorzien. ‘Onjuist is het verhaal van Van Tijn dat de door hem bemedelijde Nelson Mandela sinds een jaar niet meer op het Robbeneiland zou verblijven, maar in een andere nog gruwelijker gevangenis.’ Als je vanaf de wal af met een eenvoudige verrekijker naar Robbeneiland kijkt, kun je gemakkelijk het tegendeel constateren, aldus Hermans. Je zou Mandela dan achter een tafeltje in een tuin kunnen zien zitten, bezig met een schriftelijke cursus agologie die hij betrokken heeft van de ‘voortreffelijke’ Zuid-Afrikaanse universiteit voor schriftelijk onderwijs Unisa.

Hermans vervolgde: Men versta mij wel: ik wil niet suggereren dat Nelson niets te klagen heeft, ik ben bovendien een vreedzaam mens die liefst zoveel mogelijk mensen in vrijheid zou zien rondlopen, maar dat de Zuid-Afrikaanse staat iemand als Nelson Mandela, leider van de communistische terreurorganisatie ANC, die onschuldige mensen met bommen te lijf gaatom maar zoveel mogelijk aandacht van de pers en televisie te krijgen, in verzekerde bewaring heeft gesteld, kan nu toch ook weer niet totaal onredelijk worden genoemd.’

Schrijver: Bob Polak
Inzender: Kiki Wiltwell, 25 mei 2005


Geplaatst in de categorie: discriminatie

3.7 met 7 stemmen 1.360



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Annejan Kuperus
Datum:
18 januari 2006
Email:
ajkuperushotmail.com
Het doel heiligde de middelen, naar mijn mening. Net als het apartheidsregime schuwde ook het ANC geweld niet. Oog om oog, tand om tand. Zijn strijd leverde de heren Mandela en de Klerk uiteindelijk en terecht de Nobelprijs voor de vrede op, die zij 10 december 1993 mochten ontvangen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)