Sterrenhemel
De man is zijn land en zijn identiteit kwijt.
’s Nachts droomt hij van zijn land. Van de bergen en de dalen. Het betonnen plafond van zijn tweekamerflat transformeert hij tot de sterrenhemel boven zijn geboortedorp. Hij zou graag vrij willen zijn. Vleugels willen hebben om naar het geluk te vliegen. Hij heeft zijn kamertje met een paar kersttakken versierd. Zijn vrouw is duizenden kilometers ver. Af en toe belt hij haar in een belwinkel. Niet lang, hij heeft niet veel geld. Gezinshereniging zit er niet in met al die nieuwe wetten. Als hij haar stem hoort, is hij weer even thuis. Dan vraagt hij: “hoe is het met mijn jongetjes, met mijn meisje?” “Het gaat goed met ze,” zegt zij dan. “Dag lief,” zegt hij. “Dag lief,” zegt zij.
Daarna is hij weer eenzaam en staart naar zijn betonnen sterrenhemel. Hij heeft de taal geleerd. Hij heeft zich aangepast, vindt hij. Zij vinden van niet. Hij heeft dat andere uiterlijk. Hij was ingenieur. Hij is nu koekjesinpakker. Hij was radicaal, vonden de mensen in zijn land. Zo radicaal dat hij moest vluchten naar dat koude land. Radicaal? Hij heeft niet meer dan zijn eigen mening verkondigd. Glooiende heuvels, druivenranken en melk en honing maakten plaats voor een grijze nieuwbouwwijk in Hoogvliet. Het is eerste kerstdag. Hij wordt wakker. Deze dag gaat hij tot een feestdag maken. Kip, hij gaat kip eten. Als hij de kip in de oven legt, ziet hij een wonderlijk licht. Het verblindt hem. Een wonderlijk wezen met lichtgevende vleugels staat in de vervallen kamer. Dat wezen hoeft niets te zeggen. Hij hoeft niets te zeggen. Hij klimt op de rug van de mens met vleugels. Ze vliegen. Dwars door het plafond, langs zon, maan en planeten. Dan vallen ze als een komeet terug naar de aarde. Hij staat plots onder een groteske sterrenhemel. Zijn vrouw kust hem, zijn kinderen pakken zijn handen beet. Het is feest. En zij zegt: “Jezus is geboren,” en hij zegt: “ik ben geboren, weer thuis, bij mijn lief.” Kerst. Ze eten, ze drinken, het is een gelukkig, lief feest. Hij valt in slaap, in de armen van zijn lief.
Als hij wakker wordt, kijkt hij naar het betonnen plafond van een flatje in een achterstandswijk in Hoogvliet. “Ach, een droom, het was niet meer dan een droom.” De kip gaart al aardig, over een uur gaat hij eten. Het is een armzalige kerst. Op 27 december gaat hij naar de belwinkel. Hij belt zijn vrouw. “Dag lief,” zegt hij. “Dag lief,” zegt zij.
“Wat mooi dat je er was, kom je op nieuwjaarsdag weer?”
Geplaatst in de categorie: kerstmis