Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Perfect alibi

’t Was vrijdagavond en Lisette ging babysitten bij de buren. Gene heten ze, zoiets als Aan gene zijde, bedacht Lisette. Haar moeder had verteld dat mevrouw Gene schrijfster is en zich Bonnie Keller noemt, op het kaft van d’r boeken dan.
“Bonbon” noemde Lisette haar in gedachten, want daar leek ze nou precies op, op ’n grote, dikke luxebonbon, eeuwig en altijd gekleed in iets roodachtigs, beladen met sieraden om hals en polsen zodat je haar al bij de voordeur luid rinkelend kon horen naderen.

‘Khom thoch bhinnen khindje,’ zei ze zoals gewoonlijk op een weeïg toontje.
D’r man knikte Lisette even koeltjes toe en keek op z’n horloge; een tic van ‘m.
Gelukkig bleven Bonbon en d’r man nooit lang plakken, vertrokken ook nu weer gehaast, de peuter aan Lisette overlatend.

Ze keek even in het ledikantje van de kleine meid; die sliep al, schattige knuistjes aan weerskanten van een rond koppie, ’t mondje half open.
Lisette sloop weg, de huiskamer in.
Huiswerk. Voor maandag. ’n Opstel, gosklere. Titel: “Stille uren”, ook dát nog.
‘Een spiritueel onderwerp, je kunt er zo veel van zeggen,’ vond de lerares Nederlands.
Lisette vond van niet.
Wacht! Idee! Even spieken in de computer van Bonbon!
Lisette startte ‘m op en vond al gauw een map Korte verhalen – maar die titels…
Herfstnevels
In het hart van een komkommer
Nachtschade
Moedeloos scrollde Lisette naar boven.
Dagboek
Wát? Het dagboek van Bonbon? Ze klikte het giechelend aan, geen wachtwoord nodig gelukkig, ze opende het en begon nieuwsgierig te lezen…

--- Ik probeer te slikken, maar dat kost moeite; mijn mond is kurkdroog en ik voel me vreemd mistig in mijn hoofd. Ik vecht mijn ogen open en alles schiet me weer te binnen.
Vanavond was de ellende begonnen – ik voelde iets nats aan de binnenkant van mijn dijen, holde naar de badkamer en zag tot mijn ontzetting dat ik bloedde. Vijf maanden zwanger van ons tweede kind… een jochie hoopten we…ik gilde om hulp, om Bert!
Vanaf dat moment gingen de dingen snel, te snel voor mij. Ik weet nog dat Bert onze huisarts belde, ambulance, Eerste Hulp, woorden, woorden.
Operatie.
Woorden, woorden, onbegrijpelijke woorden van de arts tegen Bert, tegen mij? … eileiders… buitenbaarmoederlijke zwangerschap…
Ik ben geopereerd, besef ik, en lig in de verkoeverkamer.
’t Doet me niets – dit alles gaat een ander aan, niet mij.
Een andere kamer nu, ik zie Berts spierwitte gezicht, ik voel de hand van de arts op mijn schouder, ik hoor haar geleuter over m’n verwijderde uterus en haar gefemel dat ik me zou moeten richten op mijn dochtertje.
Richt jij je nou maar op jezelf, denk ik onaangedaan.

Ik ben weer thuis.
Slapen doe ik nauwelijks, eten evenmin, ik suf me door de dagen.
Bert zorgt voor Elske, voor het huishouden en denkt ook voor mij te kunnen zorgen met z’n Je moet toch eten. Je moet er eens uit. Je moet… hij kan me de bout hachelen.
Hoewel, vanochtend bén ik er eens uitgegaan, en hoe! Ik lach me te barsten! Ik ben gek van vreugd dat ik weer voelen kan, geen zombie meer ben!
Want wat gebeurt?
Kom ik buiten, loop naar het centrum en zie dat de terrassen overvol zijn. Ik zak klakkeloos ergens neer, slap in mijn benen van mijn ongewone wandelingetje.
‘Sorry,’ hoor ik een stem zeggen, ‘mag ik er even langs?’ Dit tegen een man naast mij.
‘Neemt u mijn plek, mevrouw, ik wilde net weggaan.’
Ik zie een vrouw, ongeveer van mijn leeftijd. Mét kinderwagen. Mét daarin…de liefste zuigeling ooit gezien. Donzig zwart haar, garnalenvingertjes en bloot gewoelde mollige beentjes… en oh, die voetjes!
Ik begin te kletsen, te ratelen, ik roep ta ta ta in de wieg, ik vraag ‘jongen?’, jaja, kun je wel zien aan z’n smoeltje, hij lijkt op u, wist u dat?, zelfde haar, zelfde neus, ik zeg altijd…
De moeder glimlacht me goedmoedig toe, ik neem aan dat ze denkt dat ik gek ben, maar laat daarvan niets blijken.
‘Hè, heerlijk dat ik weer roken mag, hmmm, even een saffie, ik heb heel wat in te halen.’ Ze lacht vrolijk en grabbelt in haar tas.
Dan gebeuren de dingen bijna gelijktijdig – ik hoor de moeder hijgen van schrik, hoor zoiets als portemonnee, creditcards, ik handel bliksemsnel nu, niet ík doe dit, een andere vrouw grist een servetje van onder een kopje vandaan, die andere vrouw bedekt effectief neus en mond van een baby, die andere vrouw denkt – ik niet dan zij ook niet – die andere vrouw rept zich het terras af.
Ik vind mezelf terug in een kroeg, gulzig happend in het witbier.
Ik ben gelukkig. ---

Lisette sloot geschokt het bestand Dagboek, schakelde de computer uit en verliet zo snel mogelijk het huis van de moordenares.

Jaren later loopt Lisette langs een boekhandel. In de etalage ziet ze een vaag bekende naam – Bonnie Keller.
Nieuwsgierig stapt ze naar binnen, pakt het boek en ziet dat het om korte verhalen gaat. Ze loopt de inhoudsopgave na en haar blik valt op het woord Dagboek.
Ze begint te lezen en glimlachend herinnert ze zich die rampzalige avond; wat kan een jong mens zich toch in het hoofd halen… maar even denkt ze:
Heeft Bonbon eerst dit verhaal geschreven en dan de moord gepleegd of andersom?
Enfin, Bonbon heeft hiermee een perfect alibi.
Ongetwijfeld.

Schrijver: Femmy, 8 februari 2006


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 4 stemmen 528



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)