Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Tante Ursula

Deel van het verhaal "Hoe mijn familie zo rijk geworden is"

Nu was het beslist niet zo dat, hoewel mijn ouders arm waren, er binnen de familie geen geld zat. Tante Ursula zwom er letterlijk in, hoewel je dat op het eerste gezicht niet zou zeggen. Ten tijde van de Sovjetrevolutie had haar man wijlen zijn hele lijfrente belegd in derivaten van aandelen Russische Spoorwegen. Toen de Spoorwegen op last van Lenin genationaliseerd werden waren die aandelen plotsklaps geheel waardeloos geworden. Maar de onderliggende derivaten stegen daardoor juist tot ongekende hoogten. "15 Miljoen Nederlandsche Guldens", dat is wat de notaris mijn tante vertelde toen hij de erfenis kwam afronden. Een voor die tijd onvoorstelbaar vermogen. Terwijl overal in het land speculanten de hand aan zichzelf sloegen omdat ze op geen enkele manier nog aan hun verplichtingen konden voldoen, stroomde al dat geld richting Odiliapeel. Zo kwam het dat er in dit kerkdorp al in 1951 een boerenleenbank stond, terwijl in de omliggende dorpen de meeste transacties nog gewoon door middel van ruilhandel verliepen. Het geld werd vervolgens zeer succesvol belegd in aandelen Koninklijke Olie, Unielever en Algemeene Bank Nederland. Niet dat mijn tante het nu opeens breed liet hangen. Integendeel, het leek wel alsof ze met iedere gulden waarmee haar kapitaal aanwies nóg gieriger werd. Wou ze voordat ze zo rijk werd zichzelf nog wel eens vergasten op een zondags gebakje of een glaasje advocaat, nu vrouwe Fortuna haar zo rijkelijk had toebedeeld draaide ze iedere cent wel drie keer om. Wanneer wij, als haar neef en nichten, op zondag bij haar langskwamen keek ze wantrouwig van achter haar koude pap met brokken op ons neer. "Als jullie maar niet denkt dat jullie hier kunt komen potverteren", siste ze ons met een vuile blik toe. Om te voorkomen dat wij de resten van pan en lepel af zouden likken gaf ze die, nadat ze hem met haar lepel zover mogelijk had leeggeschraapt, aan de spichtige schrale hond die altijd aan haar voeten lag. Ze bleef dan wantrouwend toekijken totdat de hond de laatste grutten opgelebberd had. Pas dan keek ze ons weer aan met haar schele oog. We hielden zielsveel van tante Ursula
Het was een eenzaam, koud en hard mens, geloofde nergens meer in, niet in de hemel of iets hier op aarde. Wat dat betreft liet het haar koud of ze nu dood of levend was. Slechts één ding hield haar toch nog zo lang op de been, en dat waren de zorgen wat er met haar kapitaal zou gebeuren wanneer ze er eenmaal niet meer zou zijn. De gruwelijke gedachte alleen dat iemand al dat geld zou gaan uítgeven gaf haar de kracht om het leven zo lang mogelijk te rekken. Diep achter in de bedstee gedoken zon ze op raad hoe haar kapitaal tot in lengte van dagen te bewaren. Ze had al bij de notaris geïnformeerd of het niet eenvoudig op haar boekje kon blijven staan, maar dat bleek niet mogelijk. Wanneer ze niets deed zou alles aan haar zoon Job vervallen maar instinctief vertrouwde ze hem dat niet toe. Een tijdlang speelde ze met de gedachte om alles aan de kerk te vermaken, die kon immers bogen op eeuwenlange ervaring met kapitaalbeheer, maar toen ze vernam dat er op kosten van de kerk gratis soep (met worst nog wel!) aan de armen werd uitgedeeld, zag ze daar ook van af. "Een gruwel!", riep ze "Dat vreet maar soep met worst zonder de hele dag een steek uit te voeren. Ik heb zellf sinds onze Wim doodging me geen hap worst meer kunnen veroorloven." Dat veroorloven viel nog wel mee, maar ik geloof werkelijk dat ze zich die luxe sinds die dag niet meer gegund had.

Inflatie

Een niet aflatende bron van zorg voor tante Ursula was de immer voortwoekerende inflatie. Juist omdat ze over zoveel geld beschikte werd ze daar extra hard door getroffen, zo vond ze zelf. Immers, wanneer de droge grutten van 25 centen opeens naar 26 centen het hele pond gingen, werd haar gehele kapitaal plotsklaps 4 procent minder waard. Gezien de grootte van haar bezittingen verloor ze zelfs bij een geringe verhoging al kapitalen, dus was het niet verwonderlijk dat ze na iedere prijsstijging asgrauw wegtrok. De enige manier waarop ze deze ellende dacht te kunnen voorkomen was om voor een vast bedrag per week haar boodschappen te blijven doen. Op deze manier moest ze in de loop der jaren wel steeds kariger gaan leven. Op den duur at ze door de week alleen nog met water aangelengde koude grutten. Geld om de kachel aan te maken had ze al lang niet meer. "Ze maken me helemaal kapot, die profiteurs met hun woekerprijzen", placht ze te zeggen. "Ik kan me zelfs de pap niet meer lauw stoken!" En, terwijl ze met een afgunstig oog naar ons keek, "Jullie hebt het maar gemakkelijk. 't Is licht groot vuur maken van andermans turf."
Iedere zaterdagmiddag, net voor sluitingstijd, ging ze altijd met haar tenen tas langs de paardenslager. Daar kochten de boeren uit de omgeving altijd bijslacht voor hun waakhonden. Voor een gulden had je een pond. Wanneer de slager een half pond bijslacht op de toonbank legde rook ze er altijd aandachtig aan en zei:"Op maandag raak je deze niet meer kwijt. Vijfentwintig centen het halve pond kun je krijgen, en geen cent meer."...

(Wordt vervolgd, mag maximaal 1000 woorden plaatsen)
Het geheel is te lezen op
http://lxiv-.blogspot.com/2006/02/hoe-mijn-familie-zo-rijk-geworden-is.html

Schrijver: LXIV, 21 februari 2006


Geplaatst in de categorie: literatuur

1.5 met 2 stemmen 650



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)