Roofmoord
Het paasverlof is arm aan nieuws.
De pers neemt de bloedvlek onder de loep.
De fotograaf zoekt een brede hoek.
De bijziende kroongetuige kreeg een duw.
Toch herkent hij in een waas de verdachte worsteling, het flitsend lemmet en rondom graait hij naar zijn bril.
De hoge hallen van het station zijn verzadigd van paniek. Een roofmoord tijdens het spitsuur, in het zenuwknooppunt van het land. De buit is een prul, een snufje van deze jonge, jachtige eeuw.
In het laatavondnieuws haalt een argeloos meisje haar wenkbrauwen op.
Ze kijkt schichtig naast de lens, naar de klok, want haar trein vertrekt bijna.
“Hoe kan dat toch? Het krioelt daar van de flikken”.
Een uitlating die overal terug opduikt als een verkapte echo.
Het nieuws loopt uit, drie kwartier uitweiden, hier en daar doorprikt met een grappig fragment, een luchtige kolder.
Eerst lijmen we de flarden van de straat aaneen, tussen door licht de prof toe. Natuurlijk haalt niemand het in zijn hoofd om in te grijpen. In het drukke lawaai, omspoeld door de haast van de reiziger, ga je nu niet onmiddellijk de held uithangen, het kleffe mes uit de hand slaan.
Iedereen zoekt naar een bondgenoot, nestelt zich in de groep, ogen tasten elkaar af, verlamd in een smeulende wachtzaal.
Wie eerst? I know nothing. Kijk, ik sluit mijn ogen en ben afwezig.
De studio zit vol blinde getuigen.
Geplaatst in de categorie: misdaad