Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het monster, deel 3

Gelukkig had ik in al die jaren heel wat opgestoken van mijn studie over de verborgen kant van de wereld. Mijn theologische opleiding had mij tot het inzicht gebracht dat het goed was om je af en toe ook ‘es open te stellen voor andere bestaansniveaus. Er was méér dan alleen maar de zichtbare, concrete en vaak platvloerse werkelijkheid.

Ondanks – of misschien wel dankzij – de conflicten die ik overdag met jan en alleman uitvocht, was er in mij een gevoeligheid gegroeid voor de ragfijne wereld van de ziel, voor de subtiele, vaak nauwelijks merkbare gevoelens en gedachten die voortdurend vanuit de geestelijke wereld op je inwerken. De slak had daar maling aan: hij wist dat deze dingen me interesseerden, maar hij verfoeide deze manier van denken hartgrondig. Daarom probeerde hij mijn boeken over mystiek en esoterie te verstoppen. Maar ik was hem te slim af en verborg ze op een plekje op zolder waar hij niet bij kon komen. ’s Nachts, als ‘ie lag te slapen, haalde ik ze tevoorschijn en las erin totdat m’n ogen dichtvielen van vermoeidheid. En zo groeide in mij een andere manier van denken.

Uiteindelijk zou dat mijn redding betekenen. Ik had me nu al zó ver in de nesten gewerkt, dat ik besefte dat ik me niet meer op eigen kracht van de tirannie van het monster kon bevrijden. Daarom richtte ik ’s nachts, als het huis in diepe rust was, mijn smeekbeden tot de goede geesten waardoor ik mij wist omringd.

In het begin gebeurde er niets; er kwam geen enkele reactie, hooguit een licht, kalmerend gevoel. Maar na maanden tevergeefs wachten werd mijn schreeuw om hulp eindelijk verhoord. In een droom verscheen mij een jonge vrouw. Ze droeg een lange, witte pij. In haar hand hield zij een zilveren mes. Daarmee moest ik zeven nachten, telkens vlak voor het slapen gaan, een paar keer uithalen naar het monster. Elke keer dat ik dat deed zou een zevende deel van het beest in water veranderen; dat moest ik dan opdrinken. Na de zevende nacht zou het gedrocht voorgoed verdwenen zijn, maar het water zou nog lange tijd een bittere smaak in me achterlaten. Het mes dat ik nodig had zou ik de volgende morgen naast me op het kussen vinden.

Vanmorgen trof ik het moordwapen op mijn kussen aan. Voorzichtig heb ik het opgeraapt en in een handdoek gewikkeld. Dat heb ik de hele dag bij me gedragen, want ik vertrouw die slijmbal voor geen cent meer. Hij wordt steeds brutaler. Als ik aan het eind van de middag thuis kom, tref ik overal slijmsporen aan. Dan is meneer weer ‘es op strooptocht geweest. Laatst heeft ‘ie stiekem al mijn broodbeleg opgegeten, dat schijnt de nieuwste mode te zijn.

Ongeveer een uur geleden is ‘ie vlak voor mijn bed in slaap gevallen. Rustig en regelmatig gaat zijn geschubde lijf op en neer. In mijn hand houd ik het zilveren mes. Langzaam breng ik mijn hand naar de kop of wat daarvoor doorgaat: een kwabbig uitsteeksel met twee ogen, een mond en twee diepe poriën die als gehoororgaan dienen. Bevend hef ik mijn arm op.
Ik kijk, durf haast niet te kijken. Dan steek ik toe - snel, hard en onverbiddelijk. Geluidloos lost de kop van het ondier op in helder water. Ik vang het op in een kommetje dat ik vasthoud in mijn andere hand. Drinken maar!

Schrijver: Hendrik Klaassens, 10 augustus 2006


Geplaatst in de categorie: psychologie

4.2 met 4 stemmen 573



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)