Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De kleine prins

‘Jonas, vanmiddag na school ga je even naar het ziekenhuis.’
‘Huh! Wat moet ik daar gaan doen?’, zegt Jonas terwijl hij een boterham met pindakaas naar binnenwerkt.
‘Op ziekenbezoek. Bij opa’, zegt de vrouw aan het andere eind van de tafel.
‘Maar mam. Ik heb toch helemaal geen opa!’, roept Jonas verbaasd.
‘Nee, niet lang meer. Want opa gaat dood’, zegt moeder kortaf.
‘Opa? Dood? Ik begrijp er echt niks meer van. Leg eens uit.’
‘Er valt niks uit te leggen. Na school ga je naar het Katherina Ziekenhuis toe en daar vraag je maar waar meneer Vanderbeemd ligt. Begrepen?’
‘Ja, maar ...’, probeert Jonas.
‘Niks te ja maren. Is het duidelijk?’, zegt moeder streng.
Jonas knikt voorzichtig. ‘Moet ik dan niks voor hem meenemen?’
‘Ik heb de vorige keer al een bosje bloemen meegenomen. We kunnen niet aan de gang blijven. Je ziet maar. Zoek maar wat uit op je kamer.’
Moeder staat op en begint de tafel af te ruimen. De vaat stapelt ze op in het kastje onder de gootsteen. Ze merkt niet dat Jonas ondertussen de keuken al heeft verlaten.

Een oude man met een doorleefd gezicht zit op de rand van zijn bed. Op het nachtkastje staat een glas appelsap met een rietje. De rood, geel en groene zuurtjes in een klein rond blikje geven wat kleur aan de steriele ziekenhuiskamer. Tegen de muur staan twee lege stoelen, die gebruikt kunnen worden voor eventueel bezoek. De bloemen in de vensterbank hebben dringend schoon water nodig. De troebele groenige vloeibare substantie in de vaas heeft veel weg van het braaksel dat de oude man een uur geleden nog door de wc zag spoelen. Van het eens frisse appelblad is weinig meer over en de rozen hangen verdord in hun knoppen. Het regent. De donkere lucht doet vermoeden dat de laatste drup vandaag nog niet gevallen is. Op het parkeerterrein schuilen mensen onder veel te kleine paraplu’s voordat ze door de hoofdingang het gebouw binnenlopen.

Achter een grote balie zit een forse dame met een moderne bril op haar neus. Als Jonas haar naar de weg vraagt, verschijnt er even een glimlach op haar gezicht. ‘Route 70, tweede etage, rechts door de klapdeuren, derde kamer links, nummer 267’, zegt ze snel. Jonas neemt de informatie in zich op, door deze nog een keer hardop voor zichzelf te herhalen terwijl hij in de richting van de lift loopt. Het boekje voor zijn opa houdt hij stevig in zijn rechterhand. Zijn moeder had gezegd dat hij iets van zijn kamer mee moest nemen. Omdat hij niet direct een keuze kon maken, had hij maar een willekeurig boek uit zijn boekenkast gepakt en dat bij gebrek aan inpakpapier in een extra-large poster van Boys 2 Men uit een oude Hitkrant gedaan. Opa zou er vast wel blij mee zijn.

Een beetje gespannen loopt Jonas door de lange brede gangen van het ziekenhuis. De deur van kamer nummer 267 staat op een kier. Zonder te kloppen gaat hij naar binnen, waar hij tegen een lichtgebogen rug aankijkt.
‘Hoi opa’, zegt hij zo enthousiast mogelijk.
Het blijft stil.
‘Hoi opa. Ik ben het Jonas’, zegt hij nog een keer, maar nu iets luider.
Dan draait de oude man zich langzaam om. Jonas ziet dat hij een bril draagt met donkere glazen. Het bovenste knoopje van zijn blauwe pyjama is open.

‘Hallo jongen. Heeft je moeder je gestuurd?’, vraagt de oude man.
Jonas knikt terwijl hij het pakje aan zijn opa geeft. Met trillende rimpelige handen verwijdert deze voorzichtig het papier, waarna hij het boekje een keer of drie op verschillende manieren vastpakt.
‘En?’, vraagt Jonas.
‘Het is een boek’, zegt opa.
‘Ja, dat weet ik ook wel’, zucht Jonas. ‘Een boek van een of andere Franse schrijver met een moeilijke naam. Moest het lezen van school.’
Opa bladert er doorheen terwijl hij zijn vingertoppen over het papier laat gaan.
‘Ik kan niet zien, jongen’, zegt hij.
‘Oh! Ik dacht dat je doodging, maar dat je niet kon zien, dat wist ik niet.’
Opa lacht.
‘Nou dan heb je er ook niks aan als je niet kunt zien’, zegt Jonas.
‘Ik lees boeken in braille’, legt opa geduldig uit.
‘Heb ik wel eens van gehoord. Is voor blinde mensen of zo.’
‘In het laatje van mijn nachtkastje ligt een boekje. Wil je dat even voor mij pakken?’, vraagt opa.
Jonas doet wat hem is gevraagd.
De oude man slaat het boekje bij hoofdstuk 21 open. Hij begint langzaam te lezen, waarbij hij de zorgvuldig gekozen woorden duidelijk uitspreekt.
‘Het is heel eenvoudig. Je kunt de dingen slechts met je hart zien. Want dat wat belangrijk is, is onzichtbaar voor je ogen’, leest hij hardop.

Jonas staart door het grote raam naar buiten. In de vensterbank ziet hij het treurige bosje bloemen, dat zijn moeder laatst voor opa mee moet hebben gebracht. Hij weet even niet zo goed meer wat hij nu moet zeggen.
‘Ik ...’, stamelt hij.
‘Denk er maar eens rustig over na’, zegt de oude man terwijl hij van het bed opstaat en Jonas naar de deur begeleidt.
‘Maar ... U gaat dood! Ik ... Mijn moeder ...’ Verward schudt Jonas zijn opa de hand die hij naar hem uitsteekt. Even blijft het stil, dan zegt de oude man:
‘Dag, kleine prins. Doe je moeder maar de groeten.’ Zijn stem slaat over.
‘Dag opa’, zegt Jonas. ‘Ennuh, het boek mag je wel houden.’

Schrijver: Marianne
Inzender: Marianne Pepels, 31 oktober 2006


Geplaatst in de categorie: ziekte

2.8 met 20 stemmen 1.807



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Annejan Kuperus
Datum:
1 november 2006
Email:
ajkuperushotmail.com
Jonas, aan het eind duidelijk bedremmeld, weet na opa's 'Want dat wat belangrijk is, is onzichtbaar voor je ogen', eigenlijk niet wat hij moet zeggen. Ik zou net als hij hetzelfde hebben, daar anders de mooiste kunstwerken geen waarde zouden hebben en dus verloren zouden gaan. In plaats van kunstwerken kan je natuurlijk van alles invullen. In de kern heeft opa natuurlijk helemaal gelijk, omdat iedere ervaring, visualisatie en elke belevenis vanuit het hart wordt beleefd.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)