Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De doodgraver en de soldaat

Stond ik ineens in Zevenbergen. Station te vroeg uitgestapt. Had Oudenbosch moeten zijn, maar de gebouwtjes - na Valkenburg de twee oudste stationsgebouwtjes van Nederland - lijken nogal op elkaar en Nick Drake op mijn mp3-speler overstemde de vriendelijke stem die mij een verhaal zou hebben ontnomen als ik haar had gehoord. Hier, ten zuiden van alles wat er toe doet - op mijn ouders na die exact één station verder wonen - heet een restaurant een 'eterij' en eindigt de naam van een willekeurig etablishement als snel op '-eke' of '-ske'. Zodoende stond ik onverwacht oog in oog met 'Eeterij het Peronneke' met een lege maag en dito portemonnee.

Ik struin wat rond het gebouwtje, op zoek naar indrukken en een pinautomaat. Een kerel zit voor het restaurantje iets te nuttigen. Kijk niet naar me. Doelgericht dwaal ik een straat in, alsof ik hier had moeten zijn. Geen pinautomaat. Doelgericht dwaal ik terug naar het perron, zijn blik ontwijkend en mijn horloge gebruikend als excuus. Het perron is rustig. Een jongeman in doodgravershouding en bijpassende kledij benadert een meisje. Een onbeholpen poging van een student om voorkomend voor de dag te komen, maar ze hapt. Een grijzende man - lange jas, telefoon aan het oor - verexcuseert zich bij zijn gesprekspartner om mij te vragen wanneer de trein naar Dordrecht vertrekt. Ik wijs hem het bord. De man verexcuseert zich nogmaals en vervolgt zijn gesprek.

Vandaag ben ik in de macht van Murphy. Behalve dat ik te vroeg ben uitgestapt blijkt de volgende trein vertraging te hebben. Een jonge vrouw informeert of de trein al is geweest. Nee, zeg ik. Gelukkig staat daar, als een bron in de woestijn, een totem van hoop voor de gestrande reiziger. Een paal met een knop, en je kunt er in praten. De paal praat dan terug, en stelt je gerust. Hij kan er ieder moment aankomen. Op zich geen leugen.

Ik ga onder het afdakje staan naast de doodgraver en zijn duifje. Koptelefoon in de oren, mp3-speler uit, u begrijpt wel waarom. Het mag niet baten. Holle frasen op een lege maag. Er komt een Thalys langs, maar hij verdomt het om te stoppen. Fransen. De doodgraver schrijdt naar de totem om nog maar eens te informeren of de trein er al aan komt. Waar men bij de NS nog wel eens moeite heeft met regelmaat, is men in de berichtgeving zeer consequent. Eén knop, één antwoord. Hij kan er ieder moment aankomen, net als 20 minuten geleden.

We wisselen wat woorden, het meisje en ik. Ze moet ook naar Oudenbosch, heeft vanmorgen anderhalf uur op de trein moeten wachten, te laat op school, dat soort dingen. Weer raast er een trein voorbij. Een gele. Het onderwerp wat volgt ligt voor de hand. Ook de doodgraver doet mee. Een gezamenlijke vijand verbroedert. Groepsdynamica.

We zwijgen. In de verte rommelt het, net als in mijn maag, en even later verkennen de eerste druppels het perron als voorbode op wat komen gaat. 'Komtie', zeg ik nog. Het meisje veert op. 'De regen', zeg ik. 'Oh, hihi', zegt ze, en gaat weer zitten. Ieder zijn gedachte. Dan pakt ze haar telefoontje. Of ze opgehaald kan worden. Ik zeg niks. Durf niet. Hoop alleen maar. Hoop is onmacht. Weg is ze.

Ik voel me eenzaam. Een leeg perron, regen die met bakken uit de lucht valt en naast mij poseert de dood - de handen eerbiedig gevouwen voor het kruis - minzaam starend in de leegte, en wacht. De stilte benauwt me. Wanneer de ergste regen voorbij is ontvlucht ik het wachthokje en slenter - de handen eerbiedig gevouwen op de rug - richting het stationsgebouwtje. Mijn oog valt op de totem. Even voel ik de verleiding om op de knop te drukken en een Big Mac te bestellen, maar ik weet het antwoord al...

Dan loer ik naar binnen, nieuwsgierig naar wat een 'eterij' van een restaurant onderscheidt. Mijn hongerig oog valt al snel op een tafeltje met daarop een oude militaire pet, een kepie. Waar de pet ooit werd gevuld door het nobele brein van een strijder des vaderlands, is het nu een attribuut verworden gevuld met zoetigheden om de wrange smaak van knoflook en de rekening te verdrijven. Hoe komt dat ding daar. Hoeveel rommelmarkten heeft deze pet gezien, hoeveel toneelstukjes zijn er mee opgevoerd en wie was de drager? Wat moet hij wel niet denken wanneer hij ziet dat het hoofddeksel dat hem ooit met trots onderscheidde van de burgerman en een onuitstaanbare aantrekkingskracht had op het vrouwelijk schoon nu de 'eter' slechts verleidt tot een onbedachtzaam: 'gut, wat origineel'? Ik vraag me af of de kepie het zou winnen van de in eerbied gevouwen doodgravershanden. Het duifje als inzet.

De doodgraver en de soldaat. Ze zouden het goed met elkaar kunnen vinden. Het misschien op een akkoordje gooien. Maar de doodgraver is geen doodgraver, en de soldaat is hoogstwaarschijnlijk al lang dood en begraven. De trein komt. En stopt. 'Ieder moment' is blijkbaar nu. Ik stap in, de mp3 weer op het hoofd, en neem plaats tussen de mensen. Loom laat ik me het landschap welgevallen en Katie Melua zingt mee in het ritme van het spoor. Crawling up a hill, mooi liedje is dat. Toch maar niet te hard zetten, voor het geval dat...

Schrijver: Meneer Dubbeldam, 19 juni 2007


Geplaatst in de categorie: reizen

1.4 met 5 stemmen 1.049



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)