Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Houtje-touwtje

‘Waarom ik niet kwam' wilde Bart weten. Eerst had ik nog interesse geveinsd. Niet dat het mijn ding is die reünies. Maar goed, het zou voor mij de manier zijn om haar nog een keer te zien. Liselore. Bart stuurde me de lijst. Veel oud-klasgenoten hadden de moeite genomen om een verhaaltje erbij te schrijven. Sommigen een saaie opsomming, anderen leuk en humoristisch.

Ik had niks opgestuurd. Wat was er te vertellen? Dat ik werkeloos was? Dat ik gesjeesd was en voorlopig te belazerd om iets anders aan te pakken? Tussen de beginnende doktoren, advocaten en ingenieurs had ik niks te zoeken. Het was alleen voor haar. Maar haar naam ontbrak.

‘Ik zie dat er meer niet komen'
‘Niet veel' zei Bart.
‘Liselore bijvoorbeeld'.
‘Die is dood'.
Dat kan niet, wilde ik zeggen. Dat kan niet, maar waarom zou dat niet kunnen? Natuurlijk kon het wel, een ongeluk, een akelige ziekte, borstkanker ofzo, of... De laatste keer dat ik haar gezien had stond ik vrienden uit te wuiven op het perron. Zij hingen uit het raampje van de trein, ik stond eronder.

Wat me bij is gebleven is dat ze nog steeds diezelfde houtje-touwtje jas aanhad die ze op school al had. Blauw, donkerblauw. We hadden allemaal zo'n jas, nou ja bijna allemaal dan. Ik had eerst nog zo'n legergroen geval uit de dump. Veel te dun die winter, niet echt waterdicht en koude wind doorlatend op de fiets. Ik had er naar mijn idee veel geld voor betaald, en het was iets waarmee ik me kon onderscheiden.

Donderdag was ik altijd op tijd. Dan hadden we scheikunde. We zaten in grote banken weet ik nog, met z'n drieën naast elkaar. We hadden een leuke leraar en aan het vak had ik ook geen hekel. Maar daarom was het niet dat ik dat uurtje niet binnen mogen komen niet riskeren wilde. Op donderdag zat ik naast haar. Liselore. Als ze nu Desiree had geheten, of gewoon Lisette. Maar het was Liselore. Eigenlijk was er behalve die naam niks opvallends aan haar. Er was een bril, en wat puistjes op een bleke huid. Eentje zat op een lelijke plaats en om beurten mochten we, Arno en ik. Ze verdeelde dat eerlijk, zoals ze steeds haar aandacht eerlijk tussen ons verdeelde. Om beurten een keertje knijpen. ik kon niet wachten om het ding te zien groeien.
‘Wordt het niet weer eens tijd?' Het was alweer aardig vurig aan het worden.
‘Vind je?'
Zorgelijk bevoelde ze de oneffenheid, liet een nauwkeurige inspectie toe.
Maar Arno stelde haar gerust: ‘Welnee, hij heeft nog geen kopje'. En dus moest ik wachten. Geduldig wachten.

Het was een natte herfst dat jaar. En de boeren klaagden. Als de aardappels nu niet gerooid zouden worden, zou de oogst verloren gaan. En dus gingen we. De hele klas, een bus vol. In de kou, in de regen, in de blubber. De houtje-touwtjes hadden nergens last van, maar ik vroor het af in dat groene onding. De zakflaconnetjes met sterke drank die we bij ons hadden raakten leeg. Ik had aardig mijn best gedaan, met drinken dan. Het puistje op haar kin had een geel kopje gekregen, ik had het gezien. En het was mijn beurt. Vanmiddag in De Kelder. Daar mocht behalve gerookt ook gedronken worden. En ik zou met haar op een van de bankjes zitten. Mijn geduld zou worden beloond.

Maar ik had niet gerekend met al die drank. De warmte van De Kelder sloeg me lam. Ze hielden me aan de praat aan de bar, dat wil zeggen twee of drie stonden er tegen me aan te lullen terwijl ik rookte en dronk. Gewoon bier nu weliswaar, maar natuurlijk gewoon teveel. Veel te veel. Toen ik gepist had, zag ik haar zitten, op zo'n bankje. Arno zat naast haar, een arm om haar heen. Het gele kopje was verdwenen. De smeerlap, hij was voor zijn beurt gegaan. ik zou nooit meer gelukkig worden.

‘Waarom?' vroeg ik Bart.
‘Weet ik niet, sorry'. Kersverse nieuwe eigenaar van het hotel van zijn vader, gewend om namen door te halen. Jammer van de gederfde inkomsten, een probleem voor de planning.

Ik had op dat perron geen stom woord met haar gewisseld. Was te druk met die vrienden. Ze stond daar een poosje te wachten, en ik voelde haar wat meewarige blik. Zo kende ze me niet, zo druk lullend en zo zogenaamd sociaal. Ik hoopte dat die trein nou eindelijk eens ging rijden. Zo lang kon het toch niet meer duren?

‘Was ze nog met Arno?'
‘Nee, ik geloof het niet'
En in ene begreep ik het. Wat ze van me wilde, toen. Ze had me willen vragen of ik zin had om wat met haar te gaan drinken. Haar hand zou vlak bij de mijne hebben gelegen op het tafeltje. Met mijn knie zou ik haar aangestoten hebben, per ongeluk.
‘Zullen we niet een stukje gaan wandelen?' zou ik geopperd hebben.
'Nog niks veranderd hè?' lacht ze. Nee, nog niks veranderd.
‘Maar jij ook niet'. Dezelfde jas, dezelfde bril, dezelfde blik, dezelfde Liselore. Alleen één ding: geen puistje meer op haar kin. Maar dat zou ik ook niet nodig gehad hebben om een arm om haar heen te slaan, zomaar ergens in de duinen, terwijl ze me vertelt van Arno, en hoe het afgelopen is. Niks van dat alles. Als de trein eindelijk gaat rijden is ze verdwenen. Voor altijd.

‘Nogmaals sorry Bart'.
‘Geeft niet'. Ja, gaf het maar niet.

Schrijver: jorrit, 27 oktober 2007


Geplaatst in de categorie: school

4.3 met 11 stemmen 883



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)