Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Toiletpapier

Voor we weggaan roept mijn vrouw uit de keuken: ‘Help me even onthouden, het toiletpapier is op.’ ‘Schrijf het even op’, roep ik terug. ‘Ja.., ik heb nou mijn schoenen al aan’ hoor ik haar tegenwerpen. De logica ontgaat mij volkomen. Maar dat gebeurt vaker, dus houd ik verder mijn mond. Mijn vrouw is ondoorgrondelijk in haar argumentatie en ik heb - na zoveel jaar -het tegenspreken afgeleerd.

Zaterdagmiddag is het vaste moment van de week dat wij gezamenlijk de supermarkt met een bezoek vereren. Niet dat we de rest van de week in een bocht om dit soort winkels heenlopen, maar de laatste dag van de week is traditiegetrouw onze bevoorradingsdag. In de auto vraagt ze: ‘Heb je de kratjes in de auto gelegd?’ ‘Ja’ zeg ik, ‘en ook een tas.’ Dat klinkt vindingrijk, maar ik weet dat mijn vrouw altijd meer koopt dan ze van plan is.

Na het zoeken van een parkeerplaats worden we vriendelijk - maar onverstaanbaar - begroet door een vrouwtje wier wieg ontegenzeggelijk niet in dit land heeft gestaan. Ze probeert mij een daklozenkrant te verkopen al vóór ik de winkel binnen ga. Helaas voor haar zie ik aankomen dat er tijdens het winkelen van lezen weinig terecht zal komen, dus groet ik terug maar loop door. Inmiddels heeft mijn vrouw een winkelwagentje bemachtigd en gezamenlijk nemen we het tourniquet.

‘Weet jij of we nog thee hebben?’ vraagt ze.
Ik weet het niet.
‘Is er nog yoghurt?’ Weer moet ik het antwoord schuldig blijven.
‘Waar heb je morgen trek in?’
Ook daar heb ik nog niet over nagedacht. (Het is tenslotte nog geen morgen.)
‘Waren de sinaasappelen van vorige week lekker?’ Ik sta even stil en probeer een van de allang afgesloten delen van mijn geheugen weer te openen. Nou.., zeg ik twijfelend. Maar ik hoef niet verder te graven. Ze heeft al een zak in het karretje gelegd.
‘Ze zijn in de reclame’ zegt ze. Opnieuw ontgaat me de logica.

Langzaam maar zeker vult zich onze kar en ironisch vraag ik me af of een fabriekje in winkelwagens met hulpmotor commercieel interessant zou zijn.
‘Wat wil je op brood?’ ‘Fricandeau en leverworst vind ik wel lekker’, zeg ik. Ze pakt rosbief en tartaar en legt ze bij de andere boodschappen. Ik kijk haar aan en denk: ‘Ach, ook wel lekker.’ Ineens zie ik een appeltaartje liggen. Voor ze kan tegenspreken pak ik hem en leg hem op de andere levensmiddelen. ‘Ik ga nog wel even een bakje slagroom halen’, opper ik hulpvaardig. Ze knikt en ik loop naar de andere kant van de winkel.

Dat had ik beter niet kunnen doen. Als ik mij met de slagroom omdraai is ze in geen velden of wegen meer te zien. Ik worstel me tussen enige tientallen karretjes met bijbehorende consumenten door, maar mijn vrouw blijft onvindbaar. Ik ga op mijn tenen staan en tuur pad voor pad de verkoopruimte af of ik ergens een glimp van haar opgestoken haar kan ontdekken. Maar, of iedereen nou ineens zo groot is of zij zo klein, ik zie haar niet.

Ik voel me hulpeloos verdwaald en besluit een kop koffie te nemen. Net als ik de gloeiend hete koffie in een plastic bekertje heb laten lopen en kijk of ik een stoel kan bemachtigen, hoor ik mijn naam roepen. Ik kijk naar de kassa’s en de lange rijen mensen. Ja hoor, daar staat ze. ‘Waar was je nou?’ vraagt ze. ‘Dat wou ik net aan jou vragen’, wil ik zeggen, maar herinner me net op tijd haar logica. ‘Ach, ik had trek in koffie’ zeg ik en begin met het inpakken van de boodschappen. Als we naar de auto lopen staat mijn koffie nog bij de automaat.

Na twee uur rondlopen moet ik ineens heel nodig naar de wc. Snel naar huis denk ik, maar daar steekt mijn vrouw een stokje voor. ‘Kan ik nog even bloemen kopen?’ ‘Ja, toe maar’ zeg ik met samengeknepen billen. ‘Ik zet de kratjes vast achterin.’ ‘Krant?’ vraagt het vrouwtje bij de deur. Graaiend in mijn zak zoek ik naar wat losgeld, pak de krant en stiefel in een soort mislukte snelwandelpas naar de auto.

Thuisgekomen kan ik nog net de deur openen, zet vliegensvlug de boodschappen in de keuken en hol naar de toilet. Wat een opluchting. Na een minuut of vijf genietend van mijn rust kijk ik naast me waar de closetrolhouder hangt. Hij is leeg. ‘Schat’, roep ik vanuit mijn afgesloten omgeving. ‘Heb je toiletpapier voor me?’ Even blijft het stil. ‘Hè verdorie.., vergeten’, hoor ik haar terugroepen. ‘En ik had je nog zo gevraagd mij te helpen onthouden!’ Haar logica is ondoorgrondelijk.

Schrijver: Ben van Althuis, 31 augustus 2008


Geplaatst in de categorie: humor

4.1 met 7 stemmen 345



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)