Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Godensopraan

(voor Stéphane Mallarmé)

Als een korrecte taalkeizer in zijn afgezonderde ijspaleis heerste hij over zijn trouwe onderdanen, de magische woorden. Wars van populair gedoe zocht hij naar de verbluffende zuiverheid rondom bloemen, uitpuilende boezembomen en ongerepte natuurverschijnsels. Ondanks zijn keurig verborgen kwelduivels schreef hij als een zichtbaar onbelast vrijzinnige. Hij smeedde de ijzeren, oubollige standaardtaferelen om tot vloeibaar blijvende zielsstrelingen. Zijn grenzeloze purisme gaf hem de brandende vleugels van een adelaar, de oerkracht van duizend arabische hengsten en de wijsheid van de Uil onder de uilen. Terwijl hij sliep, kusten de verliefde goden hem, bedreven de godinnen de liefde met hem (zoals zij werken met hun draaiende spinnewielen, heupwiegend, schokkend, de strakke billen in een reflex geil samenknijpend) en uit hun spirituele passie ontstonden zijn blozende verzen, brouwsels van het hoogste allooi.
Zijn kokende bloed was de rode inkt waarmee hij schreef en tegelijkertijd lagen zijn beeldschone, vrouwelijke poëmen als gorgonische bloedzuigers op zijn gespannen glashuid. Zijn uitgezogen, ingeklapte uiterlijk verried de bittere prijs van zijn gevierde dichterschap. Hij stond boven de tijdelijke grillen en hij keek hoger dan ieder modieus letterspel, hij zocht de vrijheden boven de vrije woorden.

Het was meesterlijk om te zien hoe hij zijn ego schrapte om de hoogste kunst te dienen. De meest aanlokkelijke genotzucht leverde hij in voor een handjevol woorden, als een boetvaardig mysticus. Zijn zangwereld strookte wel met de bohemienwerelden van verwante geesten, maar hij wist heel goed waar zijn eenzaamheid werd gemarkeerd. Daar legde hij zich dan maar bij neer, zij het met een strijdbare tegenzin en in weerwil van zijn pijnlijke drang tot absolute, onvoorwaardelijke samensmelting. Deze karakteristieke verlatingsangst bombardeerde hij met tal van kosmologische geschriften, uitzonderlijk paranormaal van aard. De puntige uiteinden van zijn sierlijke snor heeft hij langdurig zo gedraaid, dat het net twee kroontjespennen zijn, die elkaar in balans houden, als de stalen lat van een koorddanser. Of de komediant er ooit mee geschreven heeft, dat valt te betwijfelen, maar hij heeft de punten zeker in zijn inktpot gedoopt ten tijde van zijn muzikale eenwording met het goddelijk heelal, waar de voluptueuze rondingen van zijn geniale woorden als geavanceerde sterrenkijkers stonden opgesteld.
Zijn geitebaard was geitonwaardig, want al te menselijk gestileerd. Waar zijn gerimpelde (nee, niet verschrompelde) penis, zijn blinde periscoop, uitzichtloos en slap naar beneden hing, daar schiep hij zich een spiritueel observatorium, dat boven de wolken rees. Hij zette alles op alles om de grootste inzichten te verwerven om ze daarna kleurrijk over zijn papieren akkers uit te strooien. Vruchtbaar zaailand.

Het blijft vreemd om te merken hoe God zo aards gezaaid heeft, zo wonderlijk zichtbaar, want wie was hij nu echt? Hij was een Ander, om met Rimbaud te spreken, dichter bij God dan zijn literaire zoektocht verbloemde en zoals gezegd, zeker niet aardsontstegen, want hij volgde de ster van zijn ziel in een ongekend vergeestelijkt klimaat.

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 april 2009


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 118



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)