Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het huis en de timmerman

Albertus nam plaats op het terras om daar een gedoogpeuk te genieten. Dat kwam hem op een licht-afkeurende frons van Roosje te staan, die het zich als vrouw tot opdracht rekende steeds haar invloedsgrenzen te verleggen.
Albertus beantwoordde dat met een blik van ’jekennutmedoen’, waar Roos -dat zij in haar voordeel gezegd - in de tuinkamer stiekem om moest lachen.

Albertus voelde zich langzamerhand in de verdrukking komen. Zijn omgeving was grotendeels vrouwelijk. Story of his life. Zijn moeder was een vriendelijke doch hardnekkige regelaarster geweest van dat, zijn leven. Ze werd daarin gesteund door zijn zusje, die hem eigenlijk maar een onderkomen ventje vond, lief maar wel schonkig. De geschiedenis heeft de hebbelijkheid zich te herhalen.

En nu waren daar Louise, de erflaatster en aanstichtster van Melissa en Roosje. Als bonus kwam daar nog Jantien bij. En de laatste aanwinst, freule Elisabeth.
Als enig tegenwicht was daar Roosje’s Piet. Niet Piet als zelfstandig acterend wezen. Nee, Piet van Roosje.
En wellicht basset Lucas, maar die had het ook al afgelegd tegen Jantien.

Het is tekenend voor onze held, dat hij een en ander gemakshalve maar voor kennisgeving aannam. Het was hem te veel moeite zich te gaan bewijzen. Tenslotte was hij de onmisbare geneesheer. Zo was dat. Althans, een beetje.

Het lot greep in. De telefoon ging. Een kunstgreep in de plot, maar hij ging echt.
‘Albert. De politie voor je.’
Die overzag snel zijn recente misdragingen, maar kon niet meer vinden dan dan zijn riposte aan de neef bij de notaris.
‘Albertus hier.’
‘Dokter Albertus?’
‘Ja.’
‘Is dat uw voornaam of uw achternaam?’
‘Allebei.’
Mevrouw en meneer Albertus hadden net Lolita gelezen met Professor Humbert Humbert, toen ze hun zoon kregen en ze vonden het wel een leuk idee voor hun eigen kind.
Albertus werd ongeduldig. ‘Maar wilt u alstublieft ter zake komen?’
Albertus had als arts een geheel ander gedragspatroon, aanmerkelijk beslister en zakelijker dan wanneer hij onder feminieme invloed verkeerde.
‘Ja dat komt, dokter, we hebben een oude man op straat aangetroffen, die een beetje in de war is en niet weet wie hij is en waar hij woont. Kunt u ons misschien helpen? Wij weten geen raad met hem en u wel, denken wij.’
‘Ik kom naar u toe. Roosje, ik ben even naar het politie-bureau.’

Hij liep snel naar het plaatselijke bureau van politie, niet veel meer dan een kleine post in een villaatje.
‘Ah gelukkig, dokter. Fijn dat u zo snel kon komen. Meneer is erg van streek.’
Albertus zag een kleine man, die ineengedoken op een bankje in de tuin zat.
‘Kunnen jullie even weggaan, alsjeblieft. Ik denk dat uniformen hem angstig maken.’
Albertus ging naast hem zitten. Hij stak zijn hand uit en pakte die van de man. Hij kneep er geruststellend in.
‘Nou meneer, gelukkig dat ik u zie. Ik zocht u al.’
De man keek ongelovig. ‘Niemand zoekt mij. Meer.’
‘Ook niet van het tehuis?’
De man schudde heftig van nee. ‘Nee hoor. Je mag niet eens pissen als je nodig moet.’

Het verband tussen de twee mededelingen was Albertus niet direct duidelijk, maar in ieder geval was meneer niet tevreden. Hij keek naar zijn handen. Die waren vol littekens en er zat een grote pleister rond een van de vingers. De man zag hem kijken.
‘Ja, ik ben timmerman’, zei hij trots. Dan betrok zijn gezicht. ‘Maar ik mag in het Honk nooit iets doen. Te gevaarlijk zeggen ze, een hamer. Nou, dan ga ik de tuin maar in.’
‘Wat gaat u daar dan doen?’
‘Nou, daar staat een kippenhok.’
‘En daar gaat u timmeren?’
‘Ja.’
‘Maar heeft u dan daar wel een hamer?’
‘Nee, maar er liggen wel stenen. Alleen kun je daar niet zo goed mee mikken.’ Hij wees op zijn pleister en glimlachte mild. ‘Ach, niemand ziet dat toch meer. Sinds mijn Rietje dood is...’
‘En de kippen?’
De man lachte zacht. ‘Ja, die zijn nu allemaal ook weg. Naar Rietje toe.’
‘Maar u houdt wel van dieren?’
De man knikte langzaam. ’Ja. Meestal kun je die wel vertrouwen. En anders is het je eigen schuld.’

Hij keek Albertus onderzoekend aan. ’Wie bent u?’
‘Een man die iemand zoekt om voor zijn dieren te zorgen.’
‘Wat voor dieren.’
‘Geiten. Honden. Kraaien. En wat er zo binnenloopt.’
‘Geen mensen?’
‘Nou en of. Die vooral.’
De man grinnikte. ’Ja, mensen zijn meestal het lastigst. Mijn Rietje, nou, als ik u daar over vertel. Een doerak, hoor.’ Hij verzonk in gepeinzen.
‘Zeker net als mijn Melissa.’
‘Melitta? Heb jij iets met een koffiepot?’
Het gevogelte in de omtrek vloog in paniek op bij het horen van de lach van Albertus. De man keek tevreden. ‘Ja, ik kan het nog wel.’

Albertus pakte zijn mobiel. ‘Met het Honk? U spreekt met Albertus .... ja. die van Mevrouw Hertsenberger .... ik zit hier met uw timmerman .... ja, hij maakt het goed ... mag ik meneer even meenemen? .... ja, ik breng hem weer terug .... mooi, tot later dan.’
Hij keek de man aan. ‘U wilt toch wel even mee met me? Ik breng u weer terug.’
‘Ik heet Johannes Wassenberg. En u Albertus.’
Albertus kleurde hevig. ‘Neemt u mij niet kwalijk.’
‘Maar zegt u maar Hannes.’ De man stond op. ‘Goed, zullen we dan maar gaan?’
Albertus knikte stom. De stem had nu een gedragen toon, de woorden duidelijk gearticuleerd, in scherp contrast met die van het begin van het gesprek. Ergens klonk in zijn geest een echo.

Langzaam liepen ze zwijgend door de weilanden met loom grazend vee, langs de stille landweg die naar het huis voerde.

Schrijver: hendrik
Inzender: Hendrik Laanen, 14 mei 2009


Geplaatst in de categorie: welzijn

3.0 met 4 stemmen 171



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)