Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De verloren werkelijkheid

Gehaast werd ik binnen gebracht op de brancard, liggend aan een beademingsapparaat. Ik probeerde mijn ogen te openen, ik knipperde. Ik keek in een fel licht dat draaide. Ik zag wazig, wat vermengd was met pijn, bijna ondraaglijke pijn, alsof ik op een spijkerbed lag. Ik hoorde vage, gespannen geluiden van mensen. Waar was ik? Hoe kwam ik hier terecht? Opeens werd het licht helder en daarna groter. De pijn verdween en ik had het gevoel alsof ik in een witte tunnel was. Ondanks het felle licht kreeg ik geen pijn aan mijn ogen. Was ik in een belevingswereld?

Ik weet niet meer wanneer ik mijn gevoel voor de werkelijkheid heb verloren. Het enige wat ik weet is dat ik mijn dromen probeerde toe te passen op de werkelijkheid. Ik bracht mijn dagen meer door met dromen, dan uiteindelijk écht leven. Soms schreef ik mijn gedachtes op in een dagboek, maar ik werd er niet veel wijzer van, ik wist niet wat ik uiteindelijk dacht. Wat wilde ik? Mijn gedachtes waren woorden die ik nooit heb durven uitspreken. Ik probeerde de wereld mooier te maken, de realiteit was als een duivel voor mij, hard en meedogenloos.

Ik zat in de klas wat voor mij uit te staren, wat de leraar zei maakte mij niets uit. Het was niet boeiend genoeg: hij zat alles te herhalen wat hij waarschijnlijk al thuis had voorbereid. Er zat geen gedachte achter zijn verhaal, behalve dan ons iets te leren over algebra. Een klasgenoot die naast me zat stootte mij aan en wees naar links. “Het regent buiten, en niet zo’n beetje ook. Moet je die wolken eens zien, zo grauw en grijs.”

Ik antwoordde: “Ik zie geen regen, ik zie slechts de zon die vrolijk aan het stralen is. Het is minstens dertig graden buiten.” De zon scheen fel en ik voelde zelfs de warmtestralen op mijn gezicht schijnen, ze waren aan het dansen op mijn wangen. Ik glimlachte en ging met mijn handen wat door mijn haar. Mijn lange blonde haren werden haast goudblond door de zon. Ik droomde al mijn dagen. Ik, als regisseuse van mijn eigen script, wist precies wat er (vandaag) in deze scène zou gaan gebeuren. De school was mijn décor, de meeste leerlingen waren slechts figuranten, sommige hadden een bijrol, en de hoofdpersonen verzon ik zelf.
Mijn beste vriendin was bijvoorbeeld Paris Hilton. En mijn moeder was Janet Jackson. En mijn vader? Mijn vader was een succesvolle advocaat. Had twee opmerkelijke mensen onder zijn clientèle die Willem Ernstra en Willem Holleder heetten. Leraren snapten mij niet, ze vonden het maar vreemd dat ik Isabelle Moszkowicz op mijn proefwerkblaadjes schreef.

Mijn gedachtes waren eigenlijk één grote puinhoop in mijn hoofd. Je kon het vergelijken met een puzzel, die bestond uit allerlei puzzelstukjes van verschillende scènes. Ik was aan het puzzelen met mijn leven, wist uiteindelijk niet meer goed wie ik was. Was ik nou de beste vriendin van Paris Hilton of van Trijntje Oosterhuis? Was ik wel mezelf, of maakte ik van mezelf ook een karakter? Eigenlijk leefde ik op het toneel, op het podium kwam ik los, was bevrijd van de wereld.

Een stad slaapt nooit. Ze bruist en ze leeft. Ik ruik haar geur, en ik kan haar smaak bijna proeven. De stad lijkt op mij, op ons. Iedere dag is anders en iedere dag is druk. Haar bewoners zijn altijd gestresst, altijd gefocust op pijltjes die naar een cijfer wijzen. Belachelijk eigenlijk, en de pijltjes staan nooit stil. Dag in dag uit bewegen ze. Ook bepalen ze het humeur van de kijker: staan ze een paar minuten voor de twaalf dan zijn ze gerustgesteld. Wijst het pijltje iets na de twaalf, is transpiratie het toverwoord. Dan worden ze opeens gespannen, gaan andere mensen korter aankijken. En niks kunnen ze meer vinden, sleutels lijken onderweg te zijn verloren en agenda’s lijken te zijn volgekrabbeld met Chinese tekens.
Maar deze haastige mensen zijn slechts seconden in mijn lopende film. Ik kijk alleen maar naar de mensen met maskers op, ze dragen Venetiaanse maskers om hun ware identiteit te verbergen. De scène speelt zich af in Venetië, op het San Marcoplein. Tussen de gemaskerde mensen lopen duiven, ze bedelen om voedsel, hopen de volgende dag nog te halen. Opeens wordt mijn beeld verstoord, de basiliek van San Marco gaat weg, en de gemaskerde mensen zetten hun maskers af en trekken andere kleding aan. Één blik op de klok, en ze gaan weer verder, alsof de afgelopen vijf seconden niet hebben bestaan. Ik kijk naar een jongetje dat met de duiven wil spelen. Hij heeft brood in zijn handen en loopt de duiven achterna die snel voor hem wegvliegen. Hij ziet een duif op de tramrails, loopt ernaar toe. De duif ziet hem aankomen, alsof het dier een lang verloren vriend is. Ze kijken elkaar aan en het jongentje loopt van blijdschap naar de duif toe, niet wetend dat van rechts een tram eraan komt. “Duifje, duifje, broodje hebbuh?” Terwijl ik op het jongentje afren, vliegt de duif tenslotte weg. Ik ben bang dat ik het niet ga halen, want de tram kan niet stoppen, heeft te grote snelheid. Ik maak een sprong en terwijl ik mijn ogen van angst dichtknijp, probeer ik het jongetje te pakken met mijn armen, maar ik voel niets. Dan krijg ik een enorme klap en het beeld voor mijn ogen wordt zwart.

Ik probeerde mijn ogen zachtjes weer te openen. Het duurde even voordat ik alles weer helder zag. Zonlicht scheen in mijn ogen, maar het stoorde mij niet. Mijn hoofd voelde raar aan, anders dan eerst. Maar wat mijn aandacht trok, was iemand die ik echt zag. Ik keek in het gezicht van een vrouw. Met haar hand op mijn gezicht maakte ze zachtjes kleine bewegingen met haar duim op mijn wang. Een traan gleed over de hare, en ik wist het zeker, ik was terug.

Schrijver: Minke, 14 juli 2009


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

3.5 met 6 stemmen 1.239



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)