Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

onvoltooid verleden tijd - 2

“Nou, ga zelf maar kijken dan, als je me niet gelooft!”
De woorden galmen na in mijn hoofd. Straks komt Merel mij zoeken, ik moet hier weg en gauw!
Op mijn tenen – de planken mogen niet kraken - haast ik mij naar de overloop en vlucht Wiesjes kamer in, die zich bevindt aan het eind van de gang.
De spiegel aan de wand brengt mij weer terug in het heden, geen prettig beeld: ik zit onder het stof en heb kringen onder mijn ogen. Ik schop mijn schoenen uit en zet mijn tas - die nog om mijn arm bengelt - naast het bed en plof er op neer.
Een zware moeheid overvalt me; mijn ademhaling laat te wensen over. Het is warm en klam in dit oude huis, het zweet loopt in straaltje over mijn rug. Weldra val ik in een diepe slaap die overgaat in een droom.

Samen met moeder, Wiesje en Merel zit ik aan het strand. Een zacht zeebriesje speelt met mijn haar, een paar lokken kriebelen in mijn gezicht.
Ik zoek schelpjes, De één is nog mooier dan de ander, het strand ligt er vol mee! Ik raap ze op en doe ze in mijn gele emmertje. De schelpjes vlak bij de aanspoelende golven, glanzen in het zonlicht en zien er het mooist uit, dus ik stap er enthousiast op af.

Dan lokt het water en ik laat mijn emmertje achter in het zand en neem een paar stappen in zee. Prachtig hoe die golven één voor één aan komen rollen! Ik kijk er gefascineerd naar.

Opeens wordt mijn hoofd onder water geduwd. Na een paar tellen word ik aan mijn haren ruw het water uitgetrokken. Ik proest het uit en snak naar adem. Net als ik denk veilig te zijn, word ik nogmaals, met een driftig gebaar ondergeduwd. Vlak voordat mijn hoofd onder water verdwijnt hoor ik een afgrijselijk, angstaanjagende gil.

Op dit punt word ik - normaal gesproken - wakker. Dit is de droom die mij al jaren achtervolgt. Wie, waarom? Heeft mijn onderbewustzijn de werkelijkheid verdrongen?
De droom komt op gezette tijden; bij ziekte en depressie. Met niemand heb ik er over gesproken.

Deze keer echter droom ik de droom uit.
Ik verlies het bewustzijn. Als ik bijkom staren ogen mij aan, hun hoofden over mij heen gebogen; ik lees verbijstering.
Mijn moeder vertelt op dramatische toon: “ze is te ver in zee gegaan. Ik zag nog net haar lange glanzende haren in de schittering van de zon. Ik ben naar haar toe gezwommen en heb haar ternauwernood kunnen redden van de verdrinkingsdood.”

Ik ril, draai me op mijn zij en moet overgeven. Een golf zout zeewater spuit uit mijn mond en ik ril nogmaals.
Wiesje knielt naast mij neer, drapeert haar grote roze badlaken over mij heen en streelt mijn haar.

Als ik wakker word lig ik naast het bed, schijnbaar heeft mijn wild bewegen mij op de grond doen belanden. Wanneer ik besluit op te staan, valt mijn oog op iets wat onder het matras van het bed uitsteekt.
Ik trek het er onder vandaan. Het is Wiesjes dagboek.
Nieuwsgierig sla ik het open en begin - zomaar ergens in het midden - te lezen. Haar schrift danst heen en weer en is ongelijkmatig, alsof het met grote haast is geschreven.

WAAROM?!

Mama. Waarom heb je Esmee in de zee gedompeld? Je was zo hysterisch, duwde haar als maar weer onder.
Toen ik zo gilde stopte je en hebt haar het strand opgedragen. Er kwamen heel wat mensen kijken, misschien omdat ik zo hard gegild had? Waarom zei je dat Esmee bijna verdronken was en dat je haar nog net hebt kunnen redden van de dood? Naar haar toe gezwommen? Je kunt niet eens zwemmen, mama!
Toen ik je recht in de ogen keek, draaide je snel je hoofd af en zocht naar iets in de strandtas, maar mij houd je niet voor de gek; je hebt gelogen mama, maar WAAROM?

Dagboek, ik moet je vertellen: ik ben zo in de war. Verdrietig ook, bang en boos, heel boos! Zoveel vragen spoken door mijn hoofd. Ik durf ze niet aan moeder te vragen. Daarom geef ik ze aan jou lief dagboek.
Ik hoop dat Esmee een beetje zal slapen vannacht, ze ligt al een tijdje zwaar te hoesten, maar ik durf niet naar haar toe te gaan; mama zal vast de planken op de gang horen kraken. Morgen zal ik wat druiven voor haar plukken, daar is ze dol op.
Lief dagboek, bewaar goed wat ik geschreven heb…


Hevig geschrokken sla ik het dagboek dicht. Een heftige astma-aanval overvalt me. Ik grijp mijn tas, haal mijn inhalator uit het voorvakje en neem een puf. Na enige tijd neemt de aanval af.
Nu heb ik dorst. Verschrikkelijke dorst! Alsof ik het zout van het zilte zeewater dat ik toen binnen kreeg, nog op mijn tong proef. Het water is echter allang afgesloten, dus hoe kom ik aan water? De regenton!

Ik stap van het bed, haast me de trap af en begeef me naar de achterkant van het huis.
Op het moment dat ik over de ton hang om een slok water te nemen, word ik overvallen door paniek. Een flashback is de oorzaak.
Mijn moeder duwt mijn hoofd in de regenton. Zo fanatiek en driftig, het is moeilijk om nog normaal adem te halen, bovendien ben ik astmatisch, wat het hele gebeuren tot een nachtmerrie maakt.
“Je haar zal er prachtig van gaan glanzen Esmee. Toe, hou op met dat proesten, je stelt je verschrikkelijk aan!” bijt ze me toe, voordat ze voor de zoveelste keer mijn hoofd onder water dompelt. Dan eindelijk besluit ze dat het zo wel genoeg is geweest.

Als ik weer wat bij mijn positieven kom, ontmoet ik de blik in de ogen van mijn moeder. Het jaagt mij de stuipen op het lijf! Ik zie een mengeling van genot en sadisme; haar wangen blozen van opwinding. Weerzinwekkend!

Schrijver: Els van Gaalen, 17 november 2009


Geplaatst in de categorie: misdaad

4.0 met 6 stemmen 406



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)