Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

voc mentaliteit

We gaan varen naar Enkhuizen en vandaar uit naar Hindelopen, Friesland. Is het plan.
Ligt er nog een plaatsje eerder T.? ‘Jawel Stavoren. Maar dat is niks joh’.

We vertrekken. Eerst weer uit ´de parkeerplek´ zien te komen. Motor aan. Boeien binnenboord.
Hoorn is een mooie plaats. Langzaam verwijderen we ons van de haven. Om ons heen al dat water. Ik staar in de golven en kijk weer op, her en der zie ik zeilboten en -bootjes en dat allemaal in dit mooie ochtendlicht.
Ik kijk omhoog voorbij de klep van mijn pet en zie de lucht, ik zucht eens diep en ruik de geur van het IJsselmeer…. Dat is nog eens wat anders dan opgesloten zitten tussen vier muren, voortdurend in gesprek met mensen zijn of turen in het scherm van de pc.

T. geeft aan dat het moment is gekomen om de zeilen te hijsen. De motor kan uit.
M. en W. beheersen de kunst van het sturen, met de zeilen op. Dit vergt beheersing en inzicht omdat er meer wordt getrokken aan het stuur, voor je het weet gaat de boot teveel van links naar rechts, wat een direct effect heeft op de wind in de zeilen met alle gevolgen vandien.

Help! denk ik, want de boot gaat onmiddellijk een stuk schuiner.
Allicht, dit is wat zeilen is.
De windkracht is echter goed te doen, de boot wiegt op een relaxte manier. Al snel voel ik me weer prima. Ik loop over de boot naar voren, strompelend dat wel, me vastgrijpend aan elke lijn die het houdt. Vervolgens durf ik op de punt van de boot te gaan zitten. Ik voel nog de cadans van de golven. Weer datzelfde zintuiglijke gevoel. Ik geniet.

Maar dan.
Op de grote golven in.
Want ja, naar Enkhuizen was nog een beetje binnenswaters, zo zal snel blijken.

We zitten midden op het IJsselmeer, schuin naar boven, richting Friesland. De windkracht is inmiddels ruim vijf, ik heb mijn regenpak aangetrokken. Het waait hard en de golven klappen zo krachtig tegen de boot dat we er een aardige douche van meekrijgen. Ik wil per se boven blijven en de wind en het zeewater in mijn gezicht voelen spatten.
Voor geen goud ga ik het hutje meer in.

Elke vezel in mijn lijf is alert en staat gespannen. Ik zoek houvast en val hierdoor juist om, naar rechts, de kuil in. Vier paar handen hijsen me weer recht en ik zie mijn broer denken 'mijn zus gaat toch geen gekke dingen doen’.
M. staat dan nog een tijd achter het stuur en T. kijkt af en toe berekenend naar boven, naar de klappende zeilen en doet hier en daar iets, maar dit dringt niet goed tot me door.

Ik heb mijn oogkleppen op en kijk recht in de voor mij woeste golven en vervloek het hoge zeil dat klappert en de boot akelig schuin doet varen.

Vanaf dat moment besta ik alleen nog uit angst. Ik durf even opzij te kijken en zie dat M. inmiddels het stuur aan T. heeft gegeven en aan de andere kant van de boot is gaan zitten.
W. zit half naast me en zegt: ‘denk aan iets anders, denk aan de bevalling van Maarten, dat was veel erger toch?' ‘Nee’, zeg ik onmiddellijk. ‘Oh nee, dit is veel enger, absoluut’. ‘Echt waar!?' Roept W. uit.

Wat is het fijn dat ze er zijn. Ook T. kijkt me geruststellend aan en geeft me een knipoog. Aan hen zal het niet liggen, maar niets kan me meer rustig maken. Mijn gedachten slaan op hol, helaas vind ik nergens een hoopvolle gedachte.
Mijn gevoel voor humor is weg en in mijn beleving duurt het uren.

‘T., ik wil naar Stavoren, piep ik, ik wil aan land’. Ik ben de schaamte voorbij.
‘We gaan ook naar Stavoren, Moon, maar we kunnen niet zomaar recht op het land af’.

Ik kijk naar de Duitse zeilboot voor ons die ook zichtbaar worstelt om tegen de wind en de golven in, met een bocht aan land te komen.
’Mijn god, wat gaat ie scheef’, denk ik verschrikt.
‘Als zij het redden, dan wij zeker Moon’, lacht T. vrolijk, de schat. De wind heeft flinke kracht en het water spettert in zijn gezicht. Hij lijkt in zijn element, goddank.
’Hier Moon, je kunt je ook hier aan vasthouden’, wijst hij helpend. De onverschrokken W. neemt het roer over van M.
Met fiere blik bestuurt ze de hevig deinende boot. Ik vind haar geweldig.

Snel kijk ik weer voor me. Ik stuiter af en toe mee op het ritme van de golven. ‘Ik ga dood’ denk ik dramatisch. Mijn handen voelen verkrampt van het vastklampen. ‘Oh, oh, oh, zeg ik hardop, ‘oh, oh, oh’. Mensen die gek worden van angst gaan soms bezwerende mantra’s prevelen, heb ik weleens ergens gelezen. ‘ Oh, oh, oh’. ‘Oh, oh, oh’. Oh, oh, oh.’
Ik tuur naar het land dat maar niet dichterbij lijkt te komen en ik verlang hevig naar Stavoren.

En dan…………………..….. Eindelijk!

De Steiger, daar is ie. M. springt er als eerste op. Ik spring hem achterna. Hij omhelst me even en zegt lief: 'ik vond het ook best even eng hoor Mo'.

De bedoeling is dat we nog even een stukje omvaren om in een vrije parkeerplek aan te leggen. ‘Gaan jullie maar’, gebaar ik laf en ik laat plompverloren mijn zeemaatjes zitten en loop via de steiger aan land. Met zeebenen, zo snel als ik kan.

Even later sta ik in het toiletgebouw van de haven Stavoren en was mijn handen. Ik kijk op in de spiegel. Mijn haren staan alle kanten op, mijn blik is vermoeid en de schrik staat nog in mijn ogen. Ik zucht. ‘Wat een vertoning’, denk ik.

Schrijver: Mohair
Inzender: Monique Louis, 24 november 2009


Geplaatst in de categorie: emoties

2.2 met 4 stemmen 699



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)