Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Bij een minnares in de biechtstoel (15)

Heb je ooit Baudelaire gelezen, opgesnoven als cocaïne, naakt in een bad vol koningscobra's?
Ben je ooit in staat geweest om in de huid van een man te kruipen, zoals ik in de huid van een vrouw?
Ben je ooit knettergek geworden van geilheid en onvermogen? Nou, ik wel, als een bronstig hert draaf ik door het hertenkamp, mijn gewei kapot beukend tegen de ijzeren hekken en ik verlang naar het geïdealiseerde hertje uit mijn kloostertijd. Ik droom mijn vroegere dromen opnieuw en in wezen is de droom nooit verdwenen. Ik graaf naar jou, maar in werkelijkheid graaf ik naar voedsel, geestelijk en fysiek voedsel, tederheid, een aardig gebaar. Ik ben een gevangen kind, geblokkeerd, speel met me, bevrijd me! Ik dik wat aan, ik zwak wat af, als een maffe, stuntelige, schaamteloze, griezelige, sullige, komische, hysterische, baanbrekende, Peter Pan-achtige , Bruce Willis-achtige, naïeve, zonderlinge, hoogstsensitieve professor in de woordengoochelarij, de weetnietkunde.
Maar weet, Sextase is alom! Het is waanzin, allemaal waanzin!
Wees mijn geleidehond, maar zal ik ooit zelf weer of zelfs voor het eerst leren zien? Hoe ziet het leven eruit, van achter jouw netvlies bekeken?
Ik zal je iets citeren uit 'Liedjes' van Herman Gorter, blijkbaar ook niet altijd zo'n vrolijke gast, al kwam hij graag sportief over:
'Nooit zal ik zien de schoonheid van een vrouw.
Nooit zal ik mij koesteren in haar schoot.
Nooit zal ik zien, wat ik in droom aanschouw,
een mensheid puur van goud.
Eerder vat mij de kou van den eeuwigen dood.'

Ik was nog maagd. Ik was jong en bronstig en maagd. Ik zat op allerlei manieren gevangen, maar vooral in het kleverige web van de monastieke strengheid. Hoe dan ook, mijn obsessie voor de erotiek vergleed naar een walgelijke doodsdrift. Vergeet niet dat ik uit een ouderlijk nest kwam, waar de erotiek werd doodgezwegen, waar de dood in de kamers walmde. Ik was hoofdzakelijk door mijn ouders met doodsstof geïnjecteerd. Dat ik later in het klooster ben platgespoten, dat is een nagalm, een uitvergroting, een herbeleving geweest van mijn eerste levensjaren in de gereformeerde pastoriesferen, in een hel vol stoornissen en ziekelijkheden. Het ging in die tijd flink bergafwaarts met mij, waarom doet er bij nader inzien niet toe.
In ieder geval was Eros woest in mij, want ik lonkte meer naar Thanatos. Ik kan wel stellen dat ik psychisch ziek was geworden, of is het meer vérziekt.
In het Duits dichtte ik:
'Es ist die Umwelt,
es ist die Umwelt die uns kranke macht,
es ist die Umwelt warum er nicht mehr lacht.
Es ist die Umwelt, wir verlieren Gottes Kracht,
es ist die Umwelt, aber wir sind selbst die grösste Nacht.'

Er knapte zogezegd iets in mij, de rek was eruit, de benauwenis werd oppermachtig. Mijn drukkende schaamte voor het seksuele in mij nekte mij. Terwijl ik zo vroom was begonnen aan mijn carrière als monnik, geeft het nu volgende couplet al aan waar het verdringen van seksuele fantasieën toe kan leiden. Ik dacht in de ban te zijn van satan. Arme ik. 'In de geest heb ik zo'n beetje alle wegen betreden, het heeft geen zin wie of wat ik graag bemin, nu kus ik liever alle vrouwelijke scheden, in vlees en bloed de Sexgodin!'
Tja, en al die mooipraterij bracht me niet verder naar mijzelf toe. Verder was ik van mening, dat ik niet terug kon keren naar de maatschappij of dat misschien nog wel, maar dat ik er zou omkomen als een kip zonder vleugels. Ik faalde wel heel erg en ik vond mijzelf een afschuwelijke deugniet, een complete nul. Ik verzonk in de negatieve boodschappen, die ik jarenlang door mijn ouders had ingepompt gekregen. Ik was reeds gewond en her en der dodelijk gewond geraakt en op die manier bloedend was het mij met een grote krachtsinspanning gelukt om nog een rustige plek te vinden, waar ik kon neervallen. Ik zeg rustig, niet veilig. Ik was het soort dier, dat na een bloedige veldslag in alle eenzaamheid wilde sterven, ver bij het zinloze geweld vandaan. Vooral ver bij mezelf vandaan, want wat er nog over was van mijzelf, daar keek ik liever niet naar, sterker nog, dat was zelfs gevaarlijk om naar te kijken, zo afschrikwekkend, onrustbarend, bloedlink. De vergetelheid leek het allerbeste alternatief.
Ik las 'De laatste deur' van Jeroen Brouwers. Had ik dat nu wel of niet moeten doen, het maakte allang niet meer uit wat voor literatuur ik te pakken kreeg, alle woorden waren slechts een uitstel van executie. Waar de dood is binnengetreden en waar de verraderlijke drogbeelden van Eros zijn verdwenen, daar bevond ik mij, in het hol van de leeuw, wachtend tot hij zou toehappen, tot de dood mij zou verslinden. Deze keer zou hij het niet rustig doen, o nee, agressief, want hij had lang genoeg gewacht. Ik had hem al lang genoeg getart met mijn omzwervingen. Hij gooide roet in mijn leesdrift en met veel kabaal zette hij de aanval in.

Schrijver: Joanan Rutgers, 28 januari 2010


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

2.0 met 2 stemmen 119



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)