Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Een gespannen Kerst.

Uit elk van de zes huiskamers komt je wel een of ander kerstliedje tegemoet, overal ruik je de gestoofde peertjeslucht. Prachtig versierde kerstbomen, zelfgemaakte stukjes her en der met niet van echt te onderscheiden ‘brandende’ waxinelichtjes. Voor degene die nog niet in de stemming was, zit er binnen vijf minuten tot beide oren in. Althans, dit schijnt alleen te werken voor het personeel, dat zich onmiddellijk mee laat voeren in het ultieme kerstgevoel.
Op de bewoners heeft het, alle inspanningen ten spijt, een volkomen averechtse uitwerking. Het seintje dat zij binnenkrijgen is er maar één, en wel een heel indringende: IK MOET NAAR HUIS! Ik weet niet precies waarom, maar men zit op mij te wachten, er is nog zoveel dat ik nog moet doen. Het is niet eerder voorgekomen dat dit in bijna alle huizen tegelijk gebeurd. En het begon allemaal een week geleden, met de komst van mevrouw Kantoor.

Na een dagje kennismaken besloot zij dat dit toch wel wat voor haar was. Een keurige dame die in haar eentje het allemaal niet zo goed meer voor elkaar kon krijgen, en stilaan behoorlijk eenzaam aan het worden was. De volgende dag was alles voor elkaar, een eigen kamer op de tweede verdieping met haar meest geliefde spulletjes erin. Haar enig kind had er duidelijk snel en veel werk van gemaakt. Haar medebewoners vielen in eerste instantie ook goed in de smaak; “Wat een toeval, om al mijn oude vrienden hier weer terug te zien”
Aan het einde van de eerste dag al ging het mis. Dat ze hier bleef slapen was toch wel een misverstand, nee, ze had het reuze naar de zin gehad, maar nu moest ze toch echt wel weer naar huis, haar zoon zou niet weten waar ze bleef.. Haar medebewoners raakten al een beetje van hun à propos, naar huis? Hoezo huis, dit is toch ons huis, hier wonen we toch al sinds mensenheugenis? Of zat het toch iets anders, hadden wij eigenlijk ook niet ergens nog een man of vrouw, en waar zijn onze kinderen gebleven? Alles was nu nog redelijk te sussen en ieder ging gerust naar bed. Alleen mevrouw Kantoor viel niet meer te vermurwen; zij bleef zitten waar ze zat, met jas en tas voor de gesloten buitendeur te wachten op haar zoon, de hele lange nacht.

In de dagen die erop volgden werd het er niet beter op. Het werd voor haar een strijd waarin ze alles op alles zetten zou om toch maar weg te kunnen, weg uit deze plek achter gesloten deuren. Want dat ze erin geluisd werd wist ze wel heel zeker. Door het personeel en ook die zogenaamde oude vrienden, die nu ineens net deden of ze haar nooit hadden gekend. Binnen no time had ze door hoe het in zijn werk ging: wie kwam erin en er weer uit en wie moesten er achterblijven. En zo kreeg ze het voor elkaar om doodgemoedereerd naar buiten toe te lopen, met een medewerkster van de wasserij, zich voordoend als een echtgenote van..
Paniek alom toen , gelukkig al heel snel , de medewerkster het achteraf toch niet vertrouwde en groot alarm sloeg. Met man en macht het aangrenzende verzorgingstehuis uitgekamd tot iemand ineens het invalidenbusje klaar zag staan. En ja, daar zat ze, ongenaakbaar, strijdbaar, klaar, om eindelijk naar huis te gaan. Hoe weinig bleef er daarvan over toen zij gedwongen werd weer mee naar binnen te gaan. Om even later de strijd in alle hevigheid weer te hervatten. Iedereen was nu wel zeer alert op deuren en raakte bedreven in het afleiden van haar aandacht bij het in-en uitgaande bezoek. Heel af en toe nam zij een hapje eten of een slokje drinken aan, maar niemand kreeg haar zover tot het gaan liggen in haar bed.

Tot dan was het voor iedereen alleen maar heel vervelend, in eerste instantie natuurlijk voor haarzelf. De medebewoners raakten geleidelijk aan meer en meer van slag, niet alleen in haar eigen woning, ze liep van huis naar huis, onvermoeibaar ieder aanklampend die ze tegenkwam: “Weet U misschien de uitgang, ik moet nu echt naar huis. Kan ik de directeur van dit ziekenhuis spreken, er heerst hier wanbeleid, ik word tegen mijn zin vastgehouden” Tot het moment kwam dat haar grens heel duidelijk was bereikt en ze met enorme kracht de tuindeur openbrak.. en helaas voor haar nog steeds geen kant op kon vanwege een hoog hek rondom de tuin. Het brute geweld was zo bedreigend voor de rest van de bewoners, dat die nog maar één ding wilden en dat was weg. Het voorval met de deur raakte hierna wel op de achtergrond maar het dringende gevoel hier weg te moeten heeft zich nu dus op wonderlijke wijze vermengd met het gevoel van naderende kerst.

Mw Kantoor is er nog steeds en eet nu gezellig mee. Tot en met het avondeten gaat het redelijk gesmeerd, en dan beginnen nog steeds de poppen flink te dansen. Haar bed heeft ze in zeven dagen nog niet beslapen, de douche heeft ze ook niet van binnen gezien. Het personeel heeft ogen en oren gekregen op alle delen van het hoofd, de spanning tussen mevrouw en haar ‘oude vrienden’ loopt af en toe hoog op: ‘Ik ben je vriendin helemaal niet, ik ken je helemaal niet, en hoezo ken jij dan mijn man? Heb je met hem gerotzooid ofzo?”

Dit is niet wat zoon voor ogen stond, of wie dan ook, betrokken bij de zorg van mevrouw Kantoor. Soms loopt de overgang heel soepel, soms wordt iedereen keihard met de neus op het feit gedrukt dat er mensen zijn die zich nooit zomaar zullen overgeven aan het systeem en aan onze in slaap sussende illusie dat we het allemaal zo prachtig voor elkaar hebben in deze maatschappij.

Schrijver: Dorothe, 18 april 2010


Geplaatst in de categorie: werk

3.5 met 2 stemmen 180



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
josiene
Datum:
21 april 2010
Email:
jweijsdenversatel.nl
Dit kan niet anders dan werkelijk gebeurd zijn.
Een gedegen stuk werk dat een (vooralsnog) buitenstaander inzicht geeft in zijn/haar voorland.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)