Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De pinda

'We waren gezworen kameraden' Charlotte vertelt. En, naarmate ze verder in het verleden afdaalt, steeds gedetailleerder, steeds coherenter, steeds enthousiaster en levendiger ook. Alsof het gisteren allemaal gebeurd is. En niet zeventig jaar geleden. Toen. Voor de oorlog. In het grote huis van Anna waar ze woonde, als een van de tien.
Nou ja, tien. Ze waren er nog niet allemaal. maar wat er al wel was verdeelden zij en haar zusje eerlijk onder elkaar. Als was het oorlogsbuit. Zij had Koos, Liesje en Leis. Flora deed het met Willem, Hansje en Adrie. De kleine baby, dat was natuurlijk niet im frage. Die bleef veilig binnen, onder de hoede van Anna.
Ze spelen. 'Vadertje en moedertje?' suggereert Woemi tussen twee happen door. Ze laat het zich goed smaken. Een buitenkansje, Cornelis trakteert op Chinees en als Cornelis trakteert doet hij het goed ook. Soep, een kanjer van een loempia, eten genoeg voor een heel weeshuis. Maar we zijn maar met z'n vieren. Zelf heeft Cornelis allang afgehaakt. Hij weet dat hij niet meer alles kan eten wat hij wil. dat gaat het fout. Zijn darmen, soms haalt hij zelfs de w.c. niet. En wie gaat het opruimen? Cornelis natuurlijk niet, met zijn grote lompe lijf plompt hij het liefst uitgeput en lamlendig terug op zijn stoel. Dan staat Charlotte maar wat te hannesen met een vies vodje en te weinig sop. De rest moet morgen Maureen maar doen, en een van de andere vele, vele hulpen.

Nee, ze speelden geen vadertje en moedertje. 'De tweeling' zegt Charlotte. De tweeling, een jongen en een meisje, gewoon kinderen uit de buurt, van de groenteboer. Kinderen net als zij. Maar tweeling. Nog net iets dichter bij elkaar dan Flora en zij. Al samen in de buik van Anna, samen tegen elkaar aangekleefd, van het begin af onafscheidelijk.

De tweeling. Charlotte kiest haar domicilie voor de bijenkorven totdat die beesten beginnen uit te vliegen. Dan verhuist ze naar achteren, naar de bongerd, onder de pruimenboom. Een pruim ook is de schuur, een andere het hondenhok.
'Een pruim?' vraagt Woemi verbaasd. Ja, een pruim. Meer is niet nodig, ja, fantasie. Broertjes en zusje worden naar believen op krukjes gezet, te slapen in de schaduw, of om een boodschap gestuurd bij Flora. Klusjes, die zelf zo haat, zijn ook geliefd. Boontjes doppen, aardbeien plukken.
Aardbeien, misschien mogen ze een bakje. Charlotte holt naar binnen om het te vragen. Anderen krijgen al snel een oorvijg om zo'n vraag van de driftige, onbesuisde man die haar vader is. Aardbeien zijn er om geld mee te verdienen, om het gezinsinkomen wat op te krikken, om die tien monden te kunnen voeden. De hele buurt komt erom, de rest gaat naar de veiling. Aardbeien zijn werk, meer niet. Behalve voor Anna, die ze altijd eet. Het voorrecht van de moeder. En ook niet voor Charlotte, omdat ze zijn lievelingetje is en hij weet hoeveel ze ervan houdt.

'We kregen een surprise' Charlotte is de zomer alweer vergeten. Net als haar eten. Ze is weer daar , in het grote huis. Eten? Ik kan niet meer. Alleen Woemi gaat onverdroten door. Nog een paar van die gebakken banaantjes, nog een stuk kroepoek, en vooruit dan, nog een hup van dat lekker spul waarvan niemand weet hoe het heet en waarvan Cornelis alleen het nummer onthouden heeft.
Flora en zij pakken een doos uit, zo groot, er had wel een wasmachine ingekund. 'Dan een waar een tv inpast. Een paar schoenen. Goed, het is een surprise. Misschien zit er wel een ringetje of iets anders moois verborgen in het papier waar ze door moeten graven.
Het is een pinda. Een pelpinda, voor ieder een halve. Meer niet.
Nog hoor je, voel je de teleurstelling als Charlotte vertelt. En de bulderende lach van de man. Woemi zou hem wel alsnog kunnen rammelen.
'De sadist' slist ze binnensmonds. Voor haar jongen moet het de nieuwste gameboy zijn. Of z'n rijbewijs. Z'n collegegeld. Voor minder doet ze het niet.
'Die halve pinda heb ik altijd bewaard' zegt Charlotte. 'En toen ze dood was heb ik dat haar meegegeven, op de kist.'
'Mooi' zegt Woemi en werpt een verwijtende blik in mijn richting. In mijn opruimwoede heb ik al heel wat van ze weggegooid wat schijnbaar waardeloos leek. Goedbedoeld, maar fout, ik begrijp het.
Dan maant Cornelis Charlotte tot zwijgen. Ze eet. De achterstand op Woemi maakt ze niet meer goed, maar toch, het is ongelofelijk wat er allemaal nog naar binnen kan in zo'n klein, broos, oud vrouwtje. Ach, de rest van de week is het weer soep, een kliekje of een van die merkwaardige potjes van Cornelis.

Woemi ligt op me te wachten. Het dekbed hoog opgetrokken. Ze lacht. Ik zie haar pyjama op de stoel. Ik weet genoeg. Ik moet aan het werk. Ik kleed me uit. 'Alles' gebiedt Woemi.
Ik weet niet, ik ben vol en moe. We hebben maar geen nieuwe afspraak gemaakt. Heeft geen zin, ze vergeten toch alles of bellen op een dag die je wel genoemd hebt maar weer verworpen: de jongen, een verjaardag, een wandeldagje met vrienden of gewoon: werk. Op een dag zullen ze er niet meer zijn. Dan zullen er alleen nog maar de verhalen zijn.
Dan zie ik de pinda, een halve. Wij, we hadden er al een half leven opzitten toen we elkaar leerden kennen. Dan is het toch anders, moeilijk soms ook om samen te zijn. Toch zal ik hem bewaren, die pinda, wat er ook gebeurt, tot mijn dood, of de hare.
Woemi stort zich op me. Het maakt haar nu even allemaal geen bal uit, ze wil gewoon seks, niks meer, niks minder. Als ik maar met haar ben, zij de mijne en ik de hare.

Schrijver: jorrit, 25 april 2010


Geplaatst in de categorie: vriendschap

2.8 met 9 stemmen 435



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)