Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Opgedoken brieven van Arthur Rimbaud (6)

En in wezen ook zonder een moeder, ik voel me meer dan ooit een eenzaam weeskind op aarde. Ons gezin is een uit elkaar gevallen gezin, een gebroken vaas, iedereen is alleen op zijn eigen eiland en de waterstromen ertussenin zijn te gevaarlijk om over te steken. Ieder van ons is gedoemd tot zijn/haar eigen isolement, zijn/haar eigen hel. Het is een ziekelijke toestand, waarin een vluchtreactie de meest gezonde reactie is, dat begrijp jij ook wel, maar je bent net als de meesten al te bang voor mijn moeder, haar wraakzucht, de nare consequenties. Maar wat kun je bij een duidelijk geesteszieke moeder? Waarom dacht je dat mijn vader is weggevlucht? dat mens werkt verstikkend, ze zuigt je energie op en ze slaat je met waanzinnigheden om de oren. Nee, George, ik pik het niet meer! Ik verlang naar de vrijheid, het avontuur, de poëzie! Weg met al die beknellingen van vroeger, weg met haar wakende ogen, die alle kanten opdraaien, weg met dat gruwelspook die door de muren van dit huis dringt, weg met de toverkol die mij op wil eten! Het is mijn leven, ik ben niet haar bezit, ik ben geen huis, geen inboedel of een zak spaargeld, ik behoor aan mijzelf toe, geestelijk en lichamelijk, ik kan doen met mijn leven wat ik wil, het is afgelopen met haar haar invloed van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, ze blijft voortaan van mij af, van top tot teen ben ik van mijzelf. Ik ben een dichter, dat voel ik in mijn botten, dat tintelt in mijn hersenen, als ik er niet vandoor ga, dan ben ik voor eeuwig verloren, dan begraaf ik mezelf. Ik volg slechts mijn natuurlijke aard en daar is niets mis mee, het gekunstelde, het gecultiveerde van thuis, dat is pas een negatieve zelfverloochening, een geestelijke leegte die gelijk staat aan zelfmoord. O wat heb ik een zin om weer te gaan, weg van hier, onder deze glazen stolp vandaan, weer ademen of liever gezegd, voor het eerst van mijn leven echte zuurstof inhaleren, leven in vrijheid, als je eens echt kon invoelen wat dat voor mij betekent na al die verloren jaren in een afgesloten wekfles. Wees een man en vertel mijn moeder niets van deze eerlijke ontboezemingen, wellicht zien we elkaar nog eens weer, maar ik maak me geen illusies meer, ik weet nu waar jij staat, we verschillen teveel, je bent als het erop aankomt toch meer leraar dan dichter en dat breekt mij op, dat zul je wel begrijpen, want ik ben meer dichter dan leerling. Het dichterschap staat voor mij synoniem aan de totale vrijheid, terwijl jij jezelf al voortsleept in het harnas van het leraarschap, ben ik nog volkomen ongebonden en dat wil ik zo houden. Ik wil op geen enkele manier meedoen aan deze huichelachtige maatschappij, daarom, ik erken slechts een roeping, het verlokkelijke, verrukkelijke leven van een vrije dichter! En de dichter in jou zal toch niet zo diep gezonken zijn, dat hij dat niet begrijpt. Vaarwel, mijn afgedwaalde George, een mens is meer dan jij en ik vermoeden, dat zei ik je al eens, het mag dan herfst zijn en mijn zestiende verjaardag is in aantocht, maar ik overstijg alle beuzelarijen, leven wil ik, niet wegzinken in de moerassen van zinloze studies, later wil ik kunnen zeggen over mezelf dat ik volop geleefd heb, zonder blikken of blozen, en trouwens, een dichter moet zijn beelden ergens weghalen! ik laat er geen gras meer over groeien, het ga je goed en laat mij nu verder maar met rust! Een groet van een opstandige, zwervende dichter, ha! Je dichtlievende,
Arthur.

Alle brieven aan zijn vader zijn teruggevonden in een bestofte archiefkast van het oude postkantoor te Dijon.

Parijs, 1871, rue Nicolet

Lieve vader,

Het is koud in Parijs en ik warm me dan hier en dan daar, net als de vogels, dat heb ik inmiddels wel geleerd. Konden we elkaar maar eens ergens ontmoeten, maar dat lijkt, zeker in deze roerige tijden, onmogelijk. Ik schrijf u daarom maar een brief, het enige wat er voor mij rest. Ik zit hier in een luxueuze kamer met een aardig houtkacheltje. Mijn hoed en mijn pijp liggen vredig naast elkaar op tafel. In mij heerst echter een storm die aanhoudt. U moet weten dat ik wel drie keer eerder geprobeerd heb om in deze stad te overleven, ja, het is erg moeilijk om los te komen van een moeder, die mij niet opvoedde tot zelfstandigheid en werkelijkheidszin. Maar goed, Charleville ligt nu voorgoed achter mij, u moest eens weten wat ik daar allemaal beleefd heb met die onderontwikkelde lafhartigen. Ik moest mij wel afzetten tegen hen, want zij waren mij een doorn in het oog. O wacht, eerst even een slok wijn en m'n pijpje stoppen. Mijn pijpje, u had me moeten zien in Charleville, het was werkelijk om je dood te lachen, ik had het namelijk ondersteboven in mijn mond, een ware aanstoot voor het keurige volk aldaar. Ze gruwden van me. Ik stonk en ik verzamelde luizen in mijn lange haren, heerlijke beestjes overigens. Ik had het wel door dat ze mij als een zondebok bestempelden, als een gekgeworden outcast. Dat maakte mij nog bozer, dat hypocriete van hen, vroeger droegen ze mij op hun schouders, toen ik precies deed wat zij van mij verlangden, maar zodra ik mezelf begon te worden, toen lieten ze me vallen als een baksteen. Ach ik had hen tenslotte ook niet nodig, onze werelden verschilden veel te veel, maar de pijn van hun gluiperige afwijzingen, het wrange feit dat ze steeds maar weer hun neus voor me ophaalden, alsof ik melaats was, dat kon ik hen niet vergeven.

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 juni 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.5 met 2 stemmen 110



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)