Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Opgedoken brieven van Arthur Rimbaud (10)

Die Mérat begrijpt er niets van, ze willen het liefst allemaal lekker geneukt worden en daar kan geen enkele knielende aanbidder tegen op. Waarschijnlijk begrijpt hij ook niets van het neuken zelf, want dat is een vorm van spiritisme, een ideale inspiratiebron voor dichters. Je trekt er allerlei soorten ronddolende geesten mee aan, die via jou ook nog wel eens relaxt willen naaien, in ruil voor jouw dienstbaarheid schenken ze jou met liefde enkele prachtige beelden, zo werkt dat. Arme Mérat! Vanmiddag vertrekken Paul en ik weer naar de Boul' Mich, alwaar we het weer op een zuipen zetten met onze minzame gabbers en niet te vergeten natuurlijk, de sinistere geesten die meestal door drinkgelagen worden aangetrokken. Paul beweegt alweer en hij kijkt naar mij met zijn behaarde apekop. Hij is gisteravond wel erg ver gegaan, maar gelukkig is zijn betuttelende vrouwtje ver uit zicht. Het stikt hier van de lege flessen, want we zijn allebei te moe om ze weg te brengen. Paul vraagt me of ik zijn pijp met tabak en hasj wil vullen, dus dat doe ik maar even. Ik ril van de kou en het lijden waarin ik mij bevind, maar het is allemaal de moeite waard, want geestelijk ervaar ik ongekende pieken, die ik anders nooit zou bereiken. Ik ga verboden wegen, omdat ik weet dat daar nieuwe horizonnen stralen. Meeuw en raaf, zij zijn mij even lief. Paul zit iets te knorren, hij wil geloof ik dat ik hem afzuig, maar daar heb ik nu geen zin in, hij trekt die lange boomstam van hem nu maar eens zelf af. Het is toch zo'n geile bok, ik kan wel aan het trekken blijven bij hem, maar dat verdom ik, dan gaat ie maar terug naar zijn hoerige Mathilde, hoewel, daar kwam ie helemaal helemaal niet aan zijn trekken, geloof ik. Ach, hoor hem eens kreunen, het is net een wild beest met die zwabberende paardelul van hem en dan die zware ballen, als het leger nog kanonskogels nodig heeft, dan snijden ze die maar uit zijn gespannen balzak! O jee, hij is zojuist klaargekomen! wat een smurrie, wat een vloedgolf aan rotzooi! nou, hij ziet maar, ik ga alvast op weg naar de café's, hij weet me wel te vinden. Hij is zo verzot op die wonderlijke slurf van hem, maar het wordt nog eens zijn dood, als hij er zo obsessief mee doorgaat. Soms lijkt hij zijn gedichten uit zijn lul te trekken, wie zal het zeggen, de magie van Paul draait allemaal rond de hete as van zijn pik. Bij hem spuit het alchemistische goud uit zijn voortplantingsstengel! Wij mogen daar niet licht over denken, há! de meesterlijke deugniet! maar hij deugt wel! hij deugt meer dan wie ook en ik hou zielsveel van hem. Ondeugden bestaan niet, slechts in het zieke verstand van de bourgoisie. Kom op, Paul, dan gaan we samen op weg, op naar de kroegen, op naar het heil! Wat voor de wereld verloren lijkt, rijpt in wezen tot een hoogverheven taak, die zij niet kunnen zien. Kom op, grijp deze tovenaar bij zijn rokken en volg hem naar het einde van de wereld en verder! Wij zijn goden, Paul, weergaloze goden! ons koninkrijk roept ons, we mogen niet aarzelen, niet omkijken, opgaan in de zinderingen die ons meevoeren naar hoog-geestelijke vreugden! tovenarijen, welkom, huiveringwekkende betoveringen, griezelige taferelen, welkom, gestorvenen, machtige druïden, wees welkom in ons! wij geven ons over, wij bieden ons aan, werk in ons, gebruik mij om voor eeuwig vrede te brengen tussen licht en duisternis. O vader, help mij, want het lijden is groot en gevaarlijk, wees mij nabij nu ik alsmaar verder afdaal in de demonische krochten van de wereldgeest. Paul, omarm me, kus me, want ik kijk in de vraatzuchtige ogen van de dood. Vaarwel, lieve vader, een groet van uw bloedeigen zoon,
Arthur Rimbaud

Parijs, rue Victor Cousin, 18 juni 1872

Lieve vader,

Ik ben terug in Parijs en wel in het Hotel Cluny, in het hoorbaar pompende hart van mijn geliefde stad. De vrouw van Verlaine had me een gemene poets gebakken, al begreep ik dat pas later tijdens mijn tussenverblijf in het nog altijd muffe Charleville. Na die troosteloosheid en dorheid ben ik blij terug te zijn bij mijn grote vriend Paul. Moeder had zich nu volledig van mij afgekeerd, dus ook wat dat betreft is het een weelde om terug te zijn. Langzaam maar zeker overwin ik mijn zwaarmoedige buien en ik heb Paul gezegd dat hij anders maar moet kiezen tussen mij en zijn wijfje. Hij doet er alles aan om mij maar niet op stang te jagen, want daarvoor houdt hij teveel van mij. Het is een rare snuiter die van twee walletjes wil eten en dat accepteer ik maar matig. Vrouwen brengen niets dan ongeluk, daar zijn wij het wel over eens, dunkt me. Je hebt ook vrouwen, die als een muze zijn, maar dat is Mathilde geenszins en dan dat kleine mormel van hun, volgens mij zit hij er zelf ook aardig mee in zijn maag. Maar hij drinkt weer als nooit tevoren en gek genoeg, dat doet hem goed, je ziet hem opknappen. We zijn wel eens vals tegen elkaar, maar we weten van elkaar dat dat de demonen zijn, die eruit moeten, de opgestapelde ellende van jaren her, al die vervelende, opgelegde ouderpatronen waarin we vast zaten, waaraan we vroeger machteloos overgeleverd waren. Baudelaire verkondigt in zijn 'Paradis Artificiels' uiteindelijk dat de hasj geen juiste weg is, maar dat kon voor hem zo zijn, voor mij opent het nog steeds geheime deuren met kleurrijke, buitenaardse landschappen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 10 juni 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.2 met 5 stemmen 164



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)