Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Opgedoken brieven van Arthur Rimbaud (25)

Ik vond ze, ik liet ze ook graag weer los. Ik wil niet meer bezeten worden, door niets meer, door niemand meer.
Ga weg, spookbeelden! vampieren! getrainde demonen! laat me de aarde beminnen, de aarde alleen. Als ik een harige bastaard ben, dan ben ik dat maar, ik ben gelukkig zo. Voor een degelijke vrouw is het te laat, dat had ik eerder moeten bedenken. Ja, hoeren zat hier, maar te link zonder geld, ik hou mijn strot toch liever dicht.
Trouwens, op Cyprus heb ik een hoer gehad, dé koningin onder de hoeren, daar lig ik nog van na te hijgen, mens mens, wat een geil dier was dat! met van die vurige panterogen! Wat was die vochtig en heet tussen haar schaamlippen! volgens mij had ze aan heel dat eiland nog lang niet genoeg. Men weet niets van mij, daar in dat schimmige Parijs! laat ze maar met hun weke dweepzucht, laat ze maar lekker rollen als varkens in de stront van leugens. Hun dwalingen zijn ronduit ijdel, in het gelaat kijken durven ze niet, een boer laten wekt bij hun jaren van bedachtzame ergernis. In feite zijn ze handlangers van de dood. Een hoop ellende en tot in het oneindige wanstaltig hypocriet en met duizenden maskers op voorraad. Nutteloze acteurs. Bange schijterds. Onsmakelijke larven. Slaven van illusies. Potsierlijke martelaren, waar niemand om gevraagd heeft. Wandelende rampen. Gebekte travestieten. Duisternisverspreiders. Hoogmoedige vissegraten. Angsthazen en praatjesmakers.
Zij zeggen: Kijk, een oase! Ik zeg: Kijk, een fata morgana! Of ik terug naar hen keer? nooit!, een ballon is niet te lijmen en zij weten niet wat zij vragen. Ze zijn zo traag, ik ben allang weer een ander. Mooi, genoeg zo, beste Rodolphe, het ga je meer dan goed! Kus de charmante françaises van mij op hun onbevlekte billen en vergeet niet dat ik in Harar op een brief van je wacht! Als ik de tocht tenminste overleef, als de geest maar geen nare voorbode is.
Je altijd trouwe,
Arthur Rimbaud

p.s.: Wil je me ook wat tabak sturen, als je toch over hebt?

Isabelle heeft aan een zuster gevraagd deze brief te posten, wat nooit gebeurd is, waardoor de brief tussen oude zusterkleren op een zolder te Marseille is ontdekt.

Hôpital de la Conception Immaculate, Marseille, 9 november 1891

Mijn allerliefste vriend Djami,

Ik mis je zo nu het werkelijk af gaat lopen met mij. Isabelle, mijn lieve zusje, is zo aardig om deze brief voor mij te schrijven, want dat kan ik niet meer. Ik val steeds in coma, wil je me dat vergeven? mijn lichaam geeft het op, mijn rechterbeen moest eraf, maar het mocht niet baten, de kanker krioelt door heel mijn lijf. Je dierbare meester gaat sterven, Djami, moederziel alleen, O Djami! was maar meegegaan! ik verlang meer dan ooit naar een kus van jou! Het liefste vaar ik terug naar jou om in jou armen te sterven! je was als een echte broer voor mij en als een echte vader, zo zorgzaam, trouw en beschermend! Ik zie nog je verdrietige ogen tijdens ons afscheid, die bruine oasen helemaal glanzend van het vocht! O jongen, wat hou ik van je! tedere kameraad, zorg goed voor jezelf en voor je lieve gezin, dat is zo'n groot geluk, dat moet je beseffen! ik heb geen vrouw, maar ik heb wel een lieve zus, een erg zorgzame, moederlijke zus! Verdomde ziekte, wat een schande om als waardeloze kreupele te moeten eindigen! Zou God dan toch geen medelijden kennen? liet Hij zijn zoon zinloos bloeden? Hoorde Hij dan niet zijn smekingen om liefde?
Ach liefde, mijn Djami, dat vond ik bij jou en jou alleen! Abessinië! land waar ik naar terug zal keren, zodra ik gestorven ben. O sierlijk huis te Harar! zetel van een prins, trotse houten weelde in de bloedhete zon! vaarwel, dierbaar onderkomen, majestueuze schuilhut! rondtollende woestijnmysteriën! felle, soepele vrouwen in mijn eenzaamste uren! troostrijke extasen, ik ben u dankbaar als een uitgelaten hond.
Djami! Djami! blijf bij me, verlaat me niet! O die zachte hand van Isabelle op mijn voorhoofd, het lijkt de jouwe wel, ja, streel me, streel me, want ik verga van de pijn. Nu jeukt mijn snor ook nog, wil je even krabben, Isabelle? Je hoort het, lieverd, ik kan niets meer, alleen nog raaskallen, de ijlkoortsen van me afschudden als zand in mijn ogen. Voorbij, dit leven glijdt langzaam uit mij weg, geloof me, ik heb het leven hartstochtelijk bemind, als geen ander! Nu zal het niet lang meer duren en de witte engel komt mij halen, ik voel zijn adem al in mijn nek en ik vertrouw hem. Ik vertrouw Christus. Allah is genadig, hoe alles ook misloopt, Allah is genadig. Blijf van God houden, Djami, luister nooit naar andere stemmen of luister naar de stemmen waardoor God jou toespreekt. Er vloog een meeuw tegen mijn ziekenhuisraam. Isabelle zegt dat hij nog wel leeft, maar ik geloof het niet. Alle tekenen wijzen erop dat het voorbij is met mij. Wees niet al te verdrietig, gedenk onze vele mooie momenten tesamen. Via Allah blijven we eeuwig tesamen. Het is een verwarrende zonsondergang. Ik wil graag naakt in de tuin gelegd worden, net als Franciscus, maar Isabelle weerhoudt mij daarvan, nee, jij zou het niet gek vinden als ik je vroeg me onder een boom te leggen, nu ik weet dat mijn einde onherroepelijk nadert, dan deed je dat met grote eerbied. Ik heb meer dan genoeg geleden, Djami, het is genoeg! Ik mis mijn ouders aan mijn sterfbed, maar ook dat gemis is meer dan genoeg geweest! Nu zal de hemel mij geven waar ik altijd zo naar verlangd heb, ontferming, geruststellende ontferming. Ik geloof dat ik vrede zal vinden, dat kan haast niet anders na de bittere pijnen die ik nu verdragen moet. Ik stijg op in een wirwar van verzoenende visioenen, waarbij ik steeds jouw lieve gezicht zie verschijnen, je glimlacht naar mij en ik glimlach naar jou terug.

Schrijver: Joanan Rutgers, 19 juni 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 72



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)