Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

IJDELE WIL

Langzaam, zacht krakend, ging de houten huisdeur open. Een man van achtenzestig jaar sjokte bedaard naar buiten. De zonneglans van de ochtend moedigde hem aan om een verre wandeling te maken.
De zachtgele en lichtroze gevels van de huizen glommen stil wenkend. Er waren ook grijze woningen, die toch wel vrolijkheid uitstraalden.
"Waar zal ik heen gaan?" dacht de oude man. "Ach, het doet er niet toe. Wel heb ik geweldig veel zin om na te denken en dan een verhaal te schrijven."
Onwillekeurig kromden zijn vingers zich, alsof hij een pen vasthield.
"Het frisse zuchtje zal mijn hoofd straks wel nieuwe gedachten in blazen. Dan komt er tenslotte wel iets op papier."
Jammer genoeg kreeg het brein van de wandelaar geen ingevingen. In de tuinen voor de huizen wiegden rozen lichtjes heen en weer. Daarom verspreidden die mooie bloemen des te meer geur.
"Ik loop met de rozengeuren mee," dacht de man, die Hans heette. "Ik heb het gevoel dat ik dan na een tijdje op een plaats zal komen, waar het heel rustig en aangenaam toeven is. Daar zal ik kunnen nadenken over wat ik ga schrijven."
Aan elke straat stonden wel wat rozenstruiken en rozenboompjes. Al dat vriendelijke rood, roze, wit en geel sprak de benen van Hans steeds meer moed in. Opgewekt stapte hij al sneller en sneller. Maar opeens bleef hij staan bij een reusachtige, driekleurige roos. Diep snuivend stak hij zijn neus in de tere blaadjes...
Al gauw zag Hans niets meer dan mooie schemering. Een geweldig grote bloementuin kwam tevoorschijn. Langs de bonte perken en grasvelden stroomde een brede rivier. Aan de oever stond een olifant, die zijn slurf luid blazend in het water stak. Het kolossale dier keek aandachtig naar de andere kant van de rivier, waar een hert aan het drinken was. Die edele geweidrager zag geen gevaar... Ja, twee ogen staken net boven het water uit... Maar de olifant was een goede waker! Proestend en spattend stapte hij de stroom in om die loerende krokodil te verjagen.
Door de sterke geur van de roos werd het hoofd van Hans te wazig om verder te kunnen denken. Teleurgesteld liep hij verder.

Hans zat op een bank, vlakbij de bedrijvige zeehaven. Overal klonken harde stemmen van stoere matrozen en sjouwende arbeiders.
Er voer een groot schip voorbij. Zijn machines lieten een zwaar hortend gebrom horen. Hans keek het mooie vaartuig met verlangen na.
"Wat zou ik graag mee gaan. Ach ja, in mijn jonge jaren heb ik veel gereisd. Mocht ik nog eens naar Noorwegen varen. Daar leven veel vertellingen in de stille, woeste bergdalen. Als ik daar eens was, zou het me vast wel lukken om goed na te denken over een verhaal, dat ik wil schrijven.
Anders zou ik het ook wel leuk vinden om steeds maar naar het westen te varen. Elke avond de ondergaande, zinkende zon tegemoet... Alsof je naar het einde van de wereld gaat, met de gedachte nooit weer terug te keren, voorgoed weg te gaan..."
Het werd koeler. Hans stond op van de bank; hij verlangde naar de knusse warmte van zijn woning.
"Ik neem een andere weg om naar huis te gaan. Ik wil weer eens door het grote park lopen."
Het begon tamelijk hard te waaien, maar gelukkig werd het nog geen storm. De bomen van het park beschermden Hans een beetje tegen de luchtstroom.
"Kijk die hoge kruinen heen en weer gaan!" dacht hij. "Het lijken wel walvisstaarten, die boven de zee zwaaien. Wacht eens, ik krijg een denkbeeld. Als ik eens iets ging schrijven over een groep walvissen, die het in de zee niet leuk meer vinden. Het is wel heel vreemd, maar die reusachtige dieren noemden zelfs de oceaan niet ruim genoeg meer. Ze sprongen daarom boven de golven uit, de hemel tegemoet. Ze wilden het heelal gaan verkennen...
Ach, ach, mijn hoofd wordt nu een grote warboel. Ik houd op met denken."

Het was avond. Hans zat gezellig in zijn luistoel. Op de tafel brandde een olielamp met wakkelende gloed.
"Die trillende lichtstrepen en schaduwen op de wand spreken tot mij," dacht Hans. "Ze vertellen me dat de geborgenheid van mijn huis genoeg is. Meer hoef ik niet te verlangen."
De man stapte zijn bed in. Tevreden staarde hij naar de vlammende kaars op het nachtkastje.
"Moest ik nu heus een verhaaltje schrijven? In mijn bewogen verleden heb ik, Hans Christiaan Andersen, al zo veel sprookjes geschreven, meer dan genoeg."

Ja, de wereldberoemde sprookjesverteller Andersen bracht zijn oude dag in alle rust door. Hij had er vrede mee geen ingevingen voor het schrijven meer te krijgen.


--------------------------------------------------------------------------------
Het bovenstaande verhaal is een sprookje op de bekende Andersen, die het dubbel en dwars verdiende om de avond van zijn leven in alle stilte te beleven, slechts te genieten van zijn bestaan.

Schrijver: Han Messie, 26 juli 2010


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 1 stemmen 181



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)