Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Weerzien (1)

Verbaasd draaide ik me om, en keek naar de plek waar hij gestaan had. Onze blikken hadden elkaar vluchtig gekruist.
Hij was verdwenen voor ik het wist. Had ik het me dan verbeeld? Dat kon toch niet waar zijn!

Ik versnelde mijn pas en liep de hoek om. Mijn blik zocht haastig de drukke winkelstraat af.
Aan de overkant van de weg zag ik hem weer lopen.
Zijn lange benen namen grote passen, zijn schouders iets achterover, zijn rug recht. Statig, maar tegelijkertijd ook zwierig was zijn tred. De warme middagzon, gaf zijn donkerbruine haar, een rode gloed. Hij droeg een mokka-kleurig pak. Zijn colbertjasje had hij nonchalant over zijn schouder geslagen. Zijn overhemd was roomkleurig. Daar liep hij dus; precies zoals ik hem kende van toen.
Dit kon ik mij toch niet verbeelden?
Ik wilde zijn gezicht zien; zijn ondeugend, diepblauwe ogen, zijn brede, vierkante kin, die iets naar voren stak. Zijn weliswaar grote neus, misstond hem niet. Het paste goed bij zijn volle wenkbrauwen, die zich konden optrekken als hij je een komisch, vragende blik toe wierp.
Ik verlangde naar zijn diepe, donkere stem, die mij het gevoel gaf veilig te zijn. De stem die mij zo vaak tot rust had gemaand.

Als dat kleine meisje van toen wilde ik naar hem toe hollen. Naar zijn uitgestrekte armen, zijn grote handen die mijn middel zouden vastpakken; optilden, mij ronddraaiden door de lucht, tot dat ik hem wel moest smeken mij weer op de grond te zetten, duizelig als ik mij dan voelde.
Daaraan gaf hij altijd gehoor met een laatste zwier, waarna hij mij voorzichtig op de grond zette, zodat ik mij tegen hem aan kon drukken en innig kon omhelzen. Ik voelde mijn dan geborgen en warm van binnen. Hij vertegenwoordigde als het ware een veilig huis, waar niets mij kon overkomen. Die wereld waar mijn leven nog vol met kansen voor mij lag, de zon scheen en ieder klein verdrietje nog kon worden weg gekust.

Deze terugblik had mijn hart verwarmd. Maar toch verkrampte ik en het ontnam mij mijn adem. Gemiste kansen, vervlogen wensen, vergane glorie. Wat was er van mij terecht gekomen? Dromen was me altijd goed afgegaan, maar ze in de praktijk brengen leek vooralsnog een onmogelijke opgave. Tranen rolden langzaam over mijn wangen in een stil verdriet van wat niet was en nooit meer worden zou. Oud zeer, dat nu – jaren later – weer even zo sterk naar boven kwam.

Volkomen van slag, rukte ik mij los uit mijn gedachten en rende de straat over. Aan de overkant aangekomen werd ik bijna omvergereden door een scootmobiel. Ik kon niet voorkomen te belanden op de schoot van de eigenaar. Hij bedankte mij met een vernietigende blik, gevolgd door een tirade aan scheldwoorden en boze verwensingen. Ik wende mij af van zijn boze blik en zei hem dat ik net zo hard geschrokken was als hij, mompelde een verontschuldiging of twee en sprong van zijn schoot; waarop hij hoofdschuddend – vol gas - zijn weg vervolgde, als een ware wegpiraat.

Dit intermezzo had veel te lang geduurd. Ik keek om mij heen; PAPA: mijn steun en toeverlaat, mijn held uit vroeger tijden, was nergens meer te bekennen...

Teleurgesteld vervolgde ik mijn weg naar de supermarkt, om daar mijn dagelijkse boodschappen te doen. Toen ik halverwege de supermarkt in mijn mandje keek, zag ik tot mijn grote verbazing dat ik het had gevuld, enkel en alleen, met zijn lievelingseten.
Italiaanse tomaten en een pakje tomaten crème soep. Verse zalm met kruidenboter, rucola sla, bieslook, pijnboompitten, avocado, een citroen, een flesje balsamico-azijn en walnotenolie, waar ik te samen met wat knoflook een heerlijk, zachte frisse dressing zou maken.
Voor het dessert roomijs, een flesje mango-saus en een verse mango, een spuitfles met slagroom; enkel en alleen om het geheel te verfraaien met een toefje slagroom, waarop een paar van de gebruinde pijnboompitten.
Het enige wat er nog aan ontbrak was een goede fles wijn, maar ik wist uit ervaring dat hij die zelf mee zou brengen, van wijn had hij toch het meeste verstand.

Was ik gek geworden? Waarom zou hij vanavond bij mij op de stoep staan? Dat was toch niet iets waar ik ook maar in de verste verte op kon rekenen? Met gemengde gevoelens liep ik verder naar een schap waar ik de koffiepads vond. Daar bleef ik staan in dubio. Ik zou alles terug kunnen zetten – uiteraard zo onopvallend mogelijk; alhoewel dat mij een onmogelijke taak leek – om daarna de kant en klaar pizza uit het vriesvak te vissen, zoals ik van plan was geweest.
Echter mijn intuïtie – hoe waanzinnig het ook mocht zijn - kreeg de overhand en met een enorme vastberadenheid liep ik door naar de caissière, ook al was mijn mandje gevuld met levensmiddelen die eigenlijk mijn budget ver te boven ging.

De caissière kende mij goed, ik mocht haar graag en zorgde altijd in haar rij wachtende klanten terecht te komen. Ze keek me met een vragende, enigszins bezorgde blik aan. Ze moet de onzekerheid en de verwarring die me te beurt viel wel hebben opgemerkt.
Ik werd er verlegen van. Mijn gezicht kleurde roze-rood, zoals de zalm die op de band lag. Snel boog ik mijn hoofd en rommelde in mijn tas om mijn portemonnee tevoorschijn te halen, rekende af en vluchtte naar buiten. Hij zou komen. Echt. Ik wist het zeker!

Schrijver: Els van Gaalen, 6 januari 2011


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

3.7 met 7 stemmen 168



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)