Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Symbolistische diamant

(voor Auguste Villiers de L'Isle-Adam (1838 - 1889))

In je geboorteplaats Saint-Brieuc, waar je naar de vissersboten staarde, dromend van avonturen in de geest, want je was te arm voor verre reizen naar betoverende landen, zei je vader steeds maar weer dat je een genie in de dop was, want je maakte al jong uitzonderlijke gedichten en verheffende muziekstukjes. Je vader mocht zich dan wel een markies noemen, de inhoud van zijn portemonnee was er niet naar en daarbij verloor hij veel geld aan onzinnige projecten. Een voorvader van hem was een Maltezer ridder geweest en daarom zocht jouw geobsedeerde vader naar een verloren schat, hij kocht huizen en grond, waar hij dacht dat de schat lag, maar de schat werd nooit gevonden, tot groot verdriet van je moeder, die vaak huilend over straat liep, terwijl ze met goedkope vis huiswaarts keerde. Je blies het stof van je vaders boeken en je las Goethe, Dante en Hugo. Je kreeg verkering met een beeldschoon meisje uit dezelfde straat en jullie wandelden vaak hand in hand langs de winkeletalages en langs de bedrijvigheid van de ruwe vissers, die vriendelijk naar jullie lachten en vaak melodieën zongen, die jullie niet kenden. Jullie vertelden elkaar de grootste geheimen en jullie beloofden elkaar eeuwige trouw. Toen je eerste, meest geliefde vriendinnetje onverwachts stierf, huilde je wekenlang en brak je verbeeldingsvermogen in een keer door, stuwdammen verbrokkelden, dijken overstroomden. Je zou voortaan alle fantasieën sierlijk verwerken in gestroomlijnde poëmen, indringende golfbewegingen. Na enkele keren in Parijs geweest te zijn, waar je proefde van de artistieke kroegen en de stuwende krachten van de mededichters daar, ging je op je 22-ste de uitdaging aan en belandde je in deze inspirerende wereldstad. Je dichtersavontuur was nu pas echt begonnen, je leefde van het geld dat je tante Marie je stuurde, die eveneens je ouders bleef ondersteunen, zoals ze altijd had gedaan, de brave ziel. Je at stokbroden met brie en je dronk goedkope wijn. Op een gelukzalige avond zat je dromerig in de Brasserie des Martyrs, waar je contact maakte met een merkwaardig heerschap, die zwevend van de opium, zichzelf voorstelde als de dichter Charles Baudelaire. Hoewel hij zeventien jaar ouder was, werden jullie na verloop van tijd de beste vrienden en deelden jullie elkanders visie op de poëzie. Er was sprake van wederzijdse beïnvloeding, al moet gezegd dat Charles je meer meesterlijke dingen leerde, dan jij hem, dat was de deal, jij zou de gedreven leerling zijn. Verder bleven jullie individu genoeg. Bij hem thuis leerde je hasj roken en schonk hij je duurdere wijnen, zijn nabijheid was vaak al genoeg om je verbeeldingskrachten nog meer te doen opbloeien. De uren alleen schreef je aan een stuk door, de roesmiddelen bovenmatig benuttend. Via Charles ontmoette je Louise, een vrouw van losse zeden, dat heb je 's nachts geweten, via haar erotische temperament en vindingrijkheden werd je nog losser met de pen. Vanwege familiaire afkeur besloot je met haar te breken, dat was een laf trekje van je, om je aristocratische achterban mild te stemmen. Je vroeg de schrijver Gautier om de hand van zijn dochter Estelle, maar dat weigerde hij, omdat hij geen toekomst in jou zag, geen brood, geen geld. Dit maakte je oude schande weer wakker en woedend om de afwijzing ging je nog verbetener aan het werk, je at slecht, je dronk veel, je werk steeg in betekenis. Even had je een stabiele affaire met de Engelse Anna, maar die was te degelijk om het lang bij jou uit te houden, ze hield wel van literaire roem, maar niet van het bohemienbestaan. Kortom, niet ploeteren, enkel de vruchten plukken. Je hebt haar galant uitgezwaaid, terwijl ze tranen veinsde. Met Marie, niet je tante, had je veel meer geluk, jullie kregen samen een zoon en je ontmoette op een dag de door jou zeer gewaardeerde Richard Wagner, die zeg maar symbolistische muziek maakte. Toen je tante stierf moest je allerlei baantjes op je nemen, je gaf bokslessen, je werkte in een uitvaartcentrum en je was de assistent van een hypocriete kwakzalver. Ondanks die noodbaantjes bleef je in grote armoede bestaan, je schreef gedichten op de koude vloer, de stoelen en tafels waren door gevoelloze bullebakken weggesleept. Je at weer stokbroden met brie en je dronk goedkope wijnen. Van Charles kreeg je geregeld wat hasj toegeschoven. De laatste jaren van je oncomfortabele leven steeg je roem ineens met rasse schreden, je kreeg zelfs wat hoop op betere omstandigheden, maar het loon voor al je harde werken bleef uit tot je laatste adem op deze onbarmhartige planeet. Je laatste, uitgerekte prozagedicht 'Axel' werd een megasucces en een van de grootste voorbeelden van het symbolisme. Op je sterfbed trouwde je nog met Marie, heel sober, gezien de povere bezittingen, maar die kus van haar verblijdde je uitgemolken dichterziel volkomen. Jezelf leeggezogen maakte de wrede darmkanker een einde aan je welbestede leven. Je hebt de rijkdom van je doorleefde ziel met de wereld gedeeld, toen ging je Charles weerzien, die je twee-en-twintig jaar geleden voor het laatst had gezien, bij wiens graf je nog vaak wat bloemen legde en een sticky rookte, zolang je nog kon.

Schrijver: Joanan Rutgers, 1 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 2 stemmen 63



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)