Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Bedelaar

In mijn vorig leven omstreeks 1900 was mijn vader een alcoholist en mijn moeder, een klein vrouwtje, die de hele dag op vader en de kinderen liep te schelden. Van de negen kinderen was ik de oudste. Van mijn vader moest ik fietsen stelen, die hij dan verkocht voor zijn drank. Ondanks dat er weinig geld was voor eten hadden we het toch niet slecht. Moeder had op vernuftige wijze in de jurkjes die de meisjes over elkaar droegen, openingen gemaakt om met hun kleine handjes te pakken wat er te pakken viel. Vaak kregen we dan ook goed belegde broodjes met ham en kaas. De jongens waren geoefend in de zakkenrollerij en moesten boodschappen doen voor de hoeren in de buurt, die altijd een flinke fooi gaven.

Op de gracht bij ons in de buurt lag een woonboot van Konijnen Jopie, waarom die vrouw van ongeveer 45 jaar zo werd genoemd weet ik niet. Toen ik een keer bij haar langs ging om te vragen of ze wat nodig had, zag ik haar niet in het kleine kamertje op het dek, waar ze meestal zat. Ik liep dus de trap af en zag tot mijn grote verbazing en ergernis, dat op haar bed mijn vader op Jopie lag te wippen. Vuile hufter, dacht ik, gaat ie nog vreemd ook. Gelukkig hebben de mij niet opgemerkt en ben ik hem gauw gesmeerd. Toen ik thuis kwam in onze krotwoning rook ik de urine al. Wij sliepen op gestolen matrassen, die doorweekt waren van pis. Daar moest je op slapen, verschrikkelijk vond ik het.

Genoeg had ik van dit leven en besloot weg te gaan en ging zwerven. Ervaring had ik genoeg om te gaan stelen, maar ik bedacht een eenvoudige manier, gewoon op en hoek gaan staan en mijn hand ophouden. Natuurlijk zag ik er armoedig gekleed uit en had ik mijn wangen ingesmeerd met witte poeder, zodat ik er beroerd uitzag. Met een smartelijk gezicht en net doen of ik blind was voelde ik af en toe een muntstuk in mijn hand en zei ik vriendelijk dank tegen de persoon.

Helaas was ik niet de enige bedelaar, want ik merkte al gauw, dat ze niet zo vriendelijk tegen mij waren en ook niet tegen de voorbijgangers. Meestal zat ik bij de nieuwe Kerk op de Dam en tegenover mij zat een man met een lange baard en naast hem zogenaamd zijn huilende vrouw, zeer armoedig gekleed met lappen om haar benen. Gaf iemand geen geld of maakte die een nare opmerking, dan kon die er verzekerd zijn verwenst te worden van een aantal akelige ziektes. Toen er een keer koninklijk bezoek was werd ik en alle straatfiguren opgepakt en naar het politiebureau gebracht. Toevallig was dat in de winter en kreeg ik van de politie warme koffie en brood. Dat was dan weer een meevaller.

Schrijver: kees niesse, 31 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: maatschappij

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 139



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Han Messie
Datum:
31 augustus 2011
Email:
hmessielive.nl
Zo, kan het leven rondom 1900 ook werkelijk geweest zijn, van sommige straatjongetjes. Geloof je ook in een nieuwe incarnatie na je overlijden?
In ieder geval is dit verhaal heel levendig en doet inderdaad verlangen naar een beter leven hierna, incarnatie ofwel voortbestaan in Gene Wereld.
Naam:
Joanan Rutgers
Datum:
31 augustus 2011
Alle karma's nog aan toe zeg, wat heb jij een beroerde incarnatie achter de rug, zelf was ik destijds een gefortuneerde successchrijver in een Iers kasteel, kranig diefje, had ik van je geweten, dan had ik je prinsheerlijke soelaas geboden! Een volgende incarnatie beter, okay?

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)